ECLI:NL:CRVB:2011:BQ0342
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang in bijstandszaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving tot 16 maart 2009 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam had aan appellante arbeidsverplichtingen opgelegd voor 12 uur per week. Na een aantal onderzoeken door artsen en een arbeidsdeskundige, heeft het College in 2007 en 2008 besluiten genomen over de arbeidsverplichtingen van appellante. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar haar beroep werd ongegrond verklaard door de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de bijstand van appellante met ingang van 16 maart 2009 is beëindigd en dat er geen verlaging van de bijstand heeft plaatsgevonden in de periode van 17 oktober 2007 tot 16 maart 2009. Hierdoor heeft appellante geen procesbelang meer bij een beoordeling van het besluit van 22 april 2008. De Raad oordeelt dat het onaannemelijk is dat appellante schade heeft geleden door de bestuurlijke besluitvorming, en dat er ook anderszins geen procesbelang aanwezig is. De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 maart 2011. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.