ECLI:NL:CRVB:2011:BP9611

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6333 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om compensatie eigen risico 2008 op basis van afleverhistorie van medicijnen

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die haar aanvraag om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008 had afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 maart 2011 uitspraak gedaan in deze zaak. Appellante had in 2008 een aanvraag ingediend bij het Centraal Administratiekantoor (CAK) voor compensatie van het eigen risico, maar CAK wees deze aanvraag af op basis van de gegevens van Vektis, waaruit bleek dat appellante in de jaren 2006 en 2007 niet meer dan 180 standaard dagdoseringen van relevante werkzame stoffen had ontvangen. Dit betekende dat zij niet in een Farmaceutische Kostengroep (FKG) was ingedeeld en dus geen recht had op compensatie.

De rechtbank had eerder geoordeeld dat CAK in beginsel mocht uitgaan van de gegevens van Vektis en dat appellante in bezwaar geen gegevens had verstrekt die aanleiding gaven voor CAK om Vektis nader te bevragen. In hoger beroep voerde appellante aan dat zij dagelijks medicijnen gebruikt en dat de informatie van Vektis onjuist was. CAK stelde echter dat appellante in bezwaar geen feitelijke gegevens had verstrekt die haar standpunt onderbouwden.

De Raad oordeelde dat voor de beoordeling van het recht op compensatie bepalend is of een verzekerde in de twee jaren voorafgaand aan het jaar van de aanvraag meer dan 180 standaard dagdoseringen heeft ontvangen. Aangezien appellante in beide jaren niet aan deze eis voldeed, bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af. De Raad vond geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/6333 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 november 2009, 09/847 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellante
en
Centraal Administratiekantoor B.V. (hierna: CAK)
Datum uitspraak: 8 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 14 december 2010. Partijen zijn - CAK met bericht vooraf - niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft eind 2008 bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.2. CAK heeft bij besluit van 31 december 2008 de aanvraag van appellante afgewezen. CAK heeft daartoe overwogen dat appellante niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.3. Bij besluit van 18 februari 2009 heeft CAK het bezwaar van appellante tegen het besluit van 31 december 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 18 februari 2009 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat CAK in beginsel mag uitgaan van de van Vektis verkregen gegevens en geoordeeld dat appellante in bezwaar geen gegevens heeft verstrekt die voor CAK aanleiding hadden moeten zijn om Vektis nader te bevragen. Zij heeft verder geoordeeld dat CAK appellante niet heeft benadeeld door haar niet om toestemming te vragen voor het opvragen van nadere gegevens bij Vektis. Ten slotte heeft de rechtbank geoordeeld dat appellante niet aan de voorwaarden voor een compensatie eigen risico 2008 voldoet.
3.1. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat zij sinds haar zeventiende levensjaar dagelijks medicijnen gebruikt en dat de informatie van Vektis onjuist is. CAK had in de inhoud van haar bezwaarschrift aanleiding moeten vinden om haar om toestemming te vragen voor het opvragen van de afleverhistorie van haar medicijnen. Appellante heeft verzocht om vergoeding van porto en reiskosten.
3.2. CAK heeft in hoger beroep aangevoerd dat appellante in bezwaar geen gegevens heeft verstrekt op basis waarvan kan worden geoordeeld dat de aan haar verstrekte informatie en de daaruit getrokken conclusie onjuist blijken te zijn. CAK stelt zich op het standpunt dat aan appellante in 2006 120 standaard dagdoseringen van een relevante werkzame stof en in 2007 144 standaard dagdoseringen van een relevante werkzame stof zijn afgeleverd. Dit betekent dat zij in beide jaren terecht niet in een Farmaceutische Kostengroep (FKG) is ingedeeld en dat zij geen recht heeft op compensatie eigen risico 2008.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad verwijst voor het van toepassing zijnde wettelijke kader en de uitleg die daaraan moet worden gegeven naar zijn uitspraak van 19 oktober 2010, LJN BN9985.
4.2.1. Op basis van het onder 4.1 bedoelde samenstel van wettelijke bepalingen is de Raad van oordeel dat voor de beoordeling van het recht op compensatie eigen risico bepalend is of een verzekerde in de twee opvolgende jaren voorafgaande aan het jaar waarop de uitkering betrekking heeft is ingedeeld in bij ministeriële regeling aangewezen FKG’s, dan wel op 1 juli van het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, zonder onderbreking meer dan een half jaar in een AWBZ-instelling heeft verbleven. Met CAK is de Raad van oordeel dat een verzekerde in een bepaald jaar in een FKG dient te worden ingedeeld, indien aan hem in dat jaar meer dan 180 standaard dagdoseringen (DDD’s) van een relevant geneesmiddel zijn afgeleverd. De Raad heeft eerder - in r.o. 4.4.2 van zijn uitspraak van 9 november 2010, LJN BO3791 - overwogen dat niet het feitelijk gebruik van medicijnen, maar de aflevering ervan de hier aan te leggen maatstaf vormt.
4.2.2. De Raad heeft in r.o. 4.3.2 van zijn uitspraak van 19 oktober 2010, LJN BN9985, overwogen dat in de situatie waarin een belanghebbende in het kader van zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag met feitelijke gegevens onderbouwd aannemelijk maakt dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat hij in de twee jaren voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft ten onrechte niet is ingedeeld in een FKG, het op de weg van CAK ligt om te onderzoeken of Vektis op goede gronden heeft geconcludeerd dat belanghebbende die twee jaren of een van die twee jaren niet is ingedeeld in een FKG.
4.3. De Raad stelt op grond van de stukken vast dat appellante er in bezwaar mee heeft volstaan te stellen dat zij bepaalde relevante medicijnen gebruikt. Hij is van oordeel dat zij daardoor niet met feitelijke gegevens onderbouwd aannemelijk heeft gemaakt dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat zij in de twee jaren voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft ten onrechte niet is ingedeeld in een FKG. CAK behoefde onder deze omstandigheden geen nader onderzoek te doen naar de juistheid en/of volledigheid van de van Vektis verkregen gegevens. Zij hoefde appellante dus ook niet om toestemming te vragen voor het opvragen van de afleverhistorie van haar medicijnen.
4.4. De Raad stelt op grond van de gedingstukken - in het bijzonder de door CAK in beroep bij Vektis opgevraagde gegevens - vast dat aan appellante in 2006 120 standaard dagdoseringen van een relevante werkzame stof en in 2007 144 standaard dagdoseringen van een relevante werkzame stof zijn afgeleverd. In beide jaren voldoet zij daarmee niet aan de eis dat sprake is geweest van de aflevering van meer dan 180 standaard dagdoseringen. Dit betekent dat zij in beide jaren terecht niet in een FKG is ingedeeld en dat zij geen recht heeft op compensatie eigen risico 2008.
4.5. De Raad verbindt aan hetgeen is overwogen in 4.3 en 4.4 de conclusie dat de gronden van het hoger beroep geen doel treffen en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad vindt in het voorgaande geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter, in tegenwoordigheid van
K. Moaddine als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2011.
(get.) R.M. van Male
(get.) K. Moaddine
HD