ECLI:NL:CRVB:2011:BP8473

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6565 WW + 11-50 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van het Uwv tot vergoeding van proceskosten en wettelijke rente in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een geschil over de vergoeding van proceskosten en wettelijke rente na een gewijzigde beslissing op bezwaar door het Uwv op 7 januari 2011. Appellant, vertegenwoordigd door mr. J.M. Breevoort van DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V., had eerder hoger beroep ingesteld, maar trok dit in bij brief van 26 januari 2011, waarbij hij tevens verzocht om vergoeding van de proceskosten en wettelijke rente.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. De Raad heeft vervolgens de wettelijke bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Beroepswet in overweging genomen, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld tot vergoeding van kosten en schade in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen.

De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv moet worden veroordeeld in de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met deze procedure. De kosten zijn begroot op € 437,- voor rechtsbijstand in bezwaar, € 437,- voor rechtsbijstand in beroep en € 655,50 voor rechtsbijstand in hoger beroep, wat in totaal neerkomt op € 1.529,50. Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over de na te betalen uitkering, waarbij verwezen is naar een eerdere uitspraak van de Raad.

Uitspraak

10/6565 WW
11/50 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:73a en artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en
artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 10 november 2010, 10/1409
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.M. Breevoort, werkzaam bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V. te Rijswijk, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 7 januari 2011 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 26 januari 2011 heeft mr. Breevoort namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en tot vergoeding van de wettelijke rente.
Bij brief van 14 februari 2011 heeft het Uwv te kennen gegeven geen gebruik te maken van de mogelijkheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
In artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van
7 januari 2011 geheel aan de bezwaren van appellant is tegemoet gekomen.
De Raad wijst het verzoek van appellant toe om het Uwv te veroordelen in de vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van
1 november 1995, LJN ZB1495, gepubliceerd in JB 1995, 314.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met deze procedure redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 437,- voor verleende rechtsbijstand in bezwaar, op € 437,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 655,50 voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt het Uwv tot vergoeding van wettelijke rente als hiervoor is aangegeven;
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.529,50.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2011.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) T.J. van der Torn.
NK