ECLI:NL:CRVB:2011:BP8471

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1232 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die sinds 22 juli 2002 een uitkering ontvangt wegens arbeidsongeschiktheid door een chronische interne aandoening. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die het beroep tegen het besluit van het Uwv om de uitkering te herzien ongegrond verklaarde. Appellant stelt dat zijn klachten zijn onderschat en dat hij nog steeds volledig arbeidsongeschikt is, terwijl het Uwv op basis van medisch onderzoek concludeert dat appellant met zijn beperkingen in staat is om bepaalde functies te vervullen.

Het proces begon met een hoger beroep ingesteld door mr. R.E. Temmen, de advocaat van appellant. Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift en heeft rapporten van bezwaarverzekeringsartsen ingediend. De Raad heeft de eerdere conclusies van de rechtbank bevestigd, waarbij werd opgemerkt dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) adequaat was opgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de conclusies van de bezwaarverzekeringsartsen te betwisten, die stelden dat appellant met zijn beperkingen in staat is om te werken.

De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep herhaald, maar kwam tot de conclusie dat er geen nieuwe medische gegevens zijn ingediend die de stelling van appellant ondersteunen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het Uwv terecht heeft besloten de WAO-uitkering van appellant te herzien. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de bezwaarverzekeringsartsen in het proces.

Uitspraak

10/1232 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 18 februari 2010, 09/299 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.E. Temmen, advocaat te Bergen op Zoom, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Temmen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
Het onderzoek is ter zitting geschorst.
Bij brief van 28 september 2010 heeft het Uwv rapporten van bezwaarverzekeringsarts P. van Thillo-Nadels en bezwaararbeidsdeskundige J.G.M. Claessen, achtereenvolgens van 27 en 28 september 2010, ingediend.
Op 6 oktober 2010 heeft de gemachtigde van appellant op deze rapporten gereageerd, waarop het Uwv zijnerzijds op 20 oktober 2010 op deze reactie inging.
Het Uwv heeft op 17 december 2010 nog een rapport van bezwaarverzekeringsarts
L. Greveling van 8 december 2010 ingediend.
Na verwijzing door de meervoudige kamer naar de enkelvoudige kamer is het onderzoek voortgezet op de zitting van 17 februari 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Temmen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. M.P.H.M. Wiertz.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is op 23 juli 2001 wegens een chronische interne aandoening uitgevallen voor zijn werk als groenmedewerker.
1.2. Bij besluit 12 juli 2002 is aan appellant met ingang van 22 juli 2002 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.3. Op 25 augustus 2008 is appellant in het kader van een herbeoordeling ingevolge het tot 1 oktober 2004 geldende Schattingsbesluit (oSB) onderzocht door een arts van het Uwv. Op basis van de bevindingen van het eigen onderzoek heeft deze arts vastgesteld dat appellant over duurzaam benutbare mogelijkheden beschikt, zodat een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is opgesteld. In de door deze arts opgestelde FML van 10 september 2008 zijn onder meer beperkingen aangenomen ten aanzien van zien, trillingsbelasting, buigen, duwen of trekken, tillen of dragen, frequent zware lasten hanteren tijdens het werk, lopen (tijdens het werk), klimmen, staan (tijdens het werk), geknield of gehurkt actief zijn, gebogen en/of getordeerd actief zijn en boven schouderhoogte actief zijn. Ook dient het dynamisch handelen in arbeid te worden afgewisseld met statische houding. Voor een duurbeperking kwam appellant niet in aanmerking, omdat, indien rekening wordt gehouden met de aangegeven beperkingen en lettend op het redelijk gevulde dagverhaal, vanuit de gestelde diagnose (hernia diaphragmatica) er geen energetische beperkingen waren te stellen. Uit vervolgens verricht arbeidskundig onderzoek komt volgens het Uwv naar voren dat appellant met zijn beperkingen in staat moet worden geacht tot het vervullen van de hem voorgehouden functies en dat met die functies een zodanig inkomen kan worden verworven dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant moet worden gesteld op 32%. In lijn met deze bevindingen en conclusies heeft het Uwv bij besluit van 21 oktober 2008 de WAO-uitkering van appellant met ingang van 22 december 2008 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
1.4. Appellant heeft tegen het besluit van 21 oktober 2008 bezwaar gemaakt. Bezwaarverzekeringsarts Van Thillo-Nadels heeft op basis van dossieronderzoek en de van appellant tijdens de hoorzitting en van de huisarts en KNO-arts verkregen informatie op 16 februari 2009 een nieuwe FML opgesteld. De FML van 10 september 2008 achtte zij niet geheel consistent ingevuld. Met name lopen en staan geeft geen verergering van de maagklachten: een eventueel teveel aan maagsappen kan als gevolg van de zwaartekracht niet naar de slokdarm lopen. Dat kan wel het geval zijn onder bepaalde (werk)omstandigheden die gepaard gaan met een verhoging van de spanning van de buikspieren, zoals bij veel kracht zetten, duwen en trekken. Ook bij diep en/of frequent buigen, gebogen werken, geknield en/of gehurkt actief zijn kunnen zure maagsappen in de slokdarm terecht komen. De bezwaarverzekeringsarts gaf verder aan dat de verzekeringsarts had verzuimd frequent buigen tijdens het werk beperkt te achten, welk verzuim zij in de FML van 16 februari 2009 heeft hersteld. Door Van Thillo-Nadels is, gelet op de klachten van appellant, de onderzoeksbevindingen en de informatie van de huisarts, een lichtere beperking ten aanzien van lopen tijdens werk aangenomen.
Een bezwaararbeidsdeskundige heeft vervolgens in een rapport van 25 maart 2009 geconcludeerd dat de belasting in de functies loketbediende (sbc-code 316011), productiemedewerker industrie (sbc-code 111180) en wikkelaar (sbc-code 267050) binnen de in de aangepaste FML neergelegde belastbaarheid blijft en dat de eerder vastgestelde arbeidsongeschiktheidsklasse 25 tot 35% onverminderd van toepassing is. Bij besluit van 14 april 2009 heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft tegen het besluit van 14 april 2009 (hierna: het bestreden besluit) beroep ingesteld. Appellant begrijpt niet dat zijn WAO-uitkering is herzien, waar hij in 2002 nog volledig arbeidsongeschikt is verklaard en zijn klachten nog steeds bestaan en zelfs zijn verergerd. Ter onderbouwing van het beroep heeft appellant medische informatie ingediend, waarop door bezwaarverzekeringsarts Van Thillo-Nadels in een rapport van 4 juni 2009 is gereageerd. Volgens haar geeft de aangedragen informatie, voor zover actueel en betrekking hebbend op de datum in geding, geen aanleiding tot het innemen van een ander standpunt ten aanzien van de belastbaarheid van appellant. De door de oogarts en de KNO-arts genoemde diagnosen zijn bekend, maar geven geen aanleiding tot aanpassing van de FML.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.1.1. Zij heeft daartoe overwogen dat sprake is geweest van een voldoende zorgvuldig en uitgebreid medisch onderzoek, waarbij de rechtbank in aanmerking heeft genomen dat de arts en de bezwaarverzekeringsarts hun conclusies hebben gebaseerd op dossierstudie, bevindingen uit eigen onderzoek en de door appellant geuite klachten. De rechtbank zag, gelet op het rapport van 4 juni 2009 van bezwaarverzekeringsarts Van Thillo-Nadels, in de door appellant in beroep ingebrachte medische informatie geen aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van appellant dat het Uwv bij het opstellen van de FML onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn klachten.
2.1.2. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank geoordeeld dat het arbeidskundige onderzoek op een zorgvuldig en voldoende uitgebreide wijze heeft plaatsgevonden. Zij kon zich verenigen met de motivering waarom de functies geschikt zijn voor appellant en ook overigens met de uitkomsten van dat onderzoek.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn in bezwaar en beroep aangevoerde gronden herhaald. Appellant blijft van mening dat zijn klachten zijn onderschat. Het verrichten van werkzaamheden veroorzaakt bij hem medische complicaties in de vorm van ernstig gewichtsverlies alsmede verergering van de eerder door hem aangegeven klachten.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad kan zich verenigen met hetgeen in de aangevallen uitspraak is overwogen over de medische en de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de in de aangevallen uitspraak vermelde overwegingen en maakt deze tot de zijne.
4.2. Gelet op hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, overweegt de Raad dat bezwaarverzekeringsarts Van Thillo-Nadels in haar rapport van 27 september 2010 nogmaals heeft uiteengezet, dat en waarom de door haar op 16 februari 2009 opgestelde FML een juister beeld geeft van de belastbaarheid van appellant dan de eerder opgestelde FML. De Raad ziet geen aanleiding het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts voor onjuist te houden. Hetzelfde geldt voor de door bezwaarverzekeringsarts Greveling in haar rapport van 8 december 2010 gegeven motivering voor het vervallen van de duurbeperking. Door appellant zijn in hoger beroep geen medische gegevens in het geding gebracht, die zijn stelling ondersteunen dat zwaardere of andere beperkingen in de FML hadden moeten worden opgenomen.
4.3. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, in medisch opzicht en ook overigens, geschikt zijn voor appellant. De onderbouwing hiervoor ziet de Raad in het rapport van de arbeidsdeskundige van 25 september 2008 en in de rapporten van de bezwaararbeidsdeskundige van 25 maart 2009 en
28 september 2010, waarin de passendheid van deze functies voldoende gemotiveerd is.
4.4. Uit de overwegingen 4.1 en 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Rechtdoende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2011.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) T.J. van der Torn.
NK