ECLI:NL:CRVB:2011:BP8463

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6953 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 november 2009, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) gegrond verklaarde. Het Uwv had op 13 februari 2008 de WAO-uitkering van appellant ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het Uwv in strijd had gehandeld met artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht, maar handhaafde de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit.

Tijdens de zitting op 4 februari 2011 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. C.J. van Woerden. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeijer. De rechtbank had in haar uitspraak geoordeeld dat de beperkingen van appellant, zoals beschreven door psychiater J. Groenendijk, niet voldoende waren onderbouwd. Appellant voerde aan dat zijn psychische belastbaarheid niet goed was erkend en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn arbeidsbeperkingen. De Raad voor de Rechtspraak heeft in hoger beroep de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geen nieuwe gezichtspunten van appellant gezien die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.

De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 maart 2011.

Uitspraak

09/6953 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 november 2009, 08/6884 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.J. van Woerden, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Woerden. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 13 februari 2008 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant, welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 14 april 2008 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
1.2. Bij besluit van 8 september 2008 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, zijn besluit van 13 februari 2008 gehandhaafd.
2.1. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, het beroep tegen het besluit van 8 september 2008 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van het besluit van 8 september 2008 heeft plaatsgevonden omdat het Uwv heeft gehandeld in strijd met artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.2. De rechtbank heeft op grond van de in de aangevallen uitspraak opgesomde gronden voorts geoordeeld dat appellant niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat de beperkingen die psychiater J. Groenendijk in zijn – op verzoek van de bezwaarverzekeringsarts uitgebrachte – rapportage van 13 augustus 2008 heeft aangegeven niet zijn terug te vinden in de door de bezwaarverzekeringsarts aangescherpte Functionele Mogelijkheden Lijst van 18 augustus 2008.
2.3. In de door appellant in beroep ingebrachte rapportage van de psychiater R.W. Jesserun van 4 december 2008, waarin wordt gesproken over paniekaanvallen, automutulatie en psychotische kenmerken bij een depressieve stemming, heeft de rechtbank geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de bevindingen en conclusies van de bezwaarverzekeringsarts en psychiater Groenendijk. De rechtbank heeft in dat kader van belang geacht dat Groenendijk in een reactie op de informatie van Jesserun van 13 maart 2009 heeft aangegeven zich niet te kunnen vinden in de constatering dat er sprake is van een man met psychotische kenmerken. Zij heeft gemotiveerd aangegeven dat sprake is van een aanpassingstoornis en een gedragsmatige reactie op stresserende omstandigheden bij een man met ontwijkende persoonlijkheidskenmerken.
2.4. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellant geschikt zijn.
2.5. In hetgeen is weergegeven in 2.3 en 2.4 heeft de rechtbank aanleiding gezien te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
3. In hoger beroep heeft appellant – samengevat weergegeven – herhaald dat zijn psychische belastbaarheid in onvoldoende mate is erkend en vertaald in arbeidsbeperkingen. Nieuwe gezichtspunten zijn door appellant niet naar voren gebracht.
4.1. De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. Hij onderschrijft de aan de aangevallen uitspraak ten grondslag gelegde – en onder 2.2 en 2.3 weergegeven – overwegingen en maakt deze tot de zijne.
4.2. Het hoger beroep slaagt derhalve niet. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2011.
(get.) J. Brand.
(get.) D.E.P.M. Bary.
JL