ECLI:NL:CRVB:2011:BP8129

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-749 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag om langdurigheidstoeslag

In deze zaak heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag om langdurigheidstoeslag, ingediend op 15 oktober 2008. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand afgewezen. De Raad voor de Rechtspraak heeft op 15 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het College zich op het standpunt heeft gesteld dat met het besluit van 10 december 2008 tijdig op de aanvraag is beslist. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat het College ten onrechte zijn aanvraag buiten behandeling heeft gesteld en dat het besluit niet op de juiste wijze is bekendgemaakt.

De Raad heeft vastgesteld dat het College appellant op 25 november 2008 heeft verzocht om nadere gegevens en dat de afhandeling van de aanvraag is opgeschort. Het College heeft vervolgens op 10 december 2008 de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat appellant de gevraagde informatie niet heeft verstrekt. De Raad oordeelt dat het College zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het besluit op de aanvraag tijdig is genomen en dat de ontkenning van appellant van de ontvangst van het besluit ongeloofwaardig is, aangezien hij op 18 december 2008 een kopie van het besluit aan het College heeft gezonden.

De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant geen doel treft en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 maart 2011, door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier.

Uitspraak

10/749 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 december 2009, 09/899 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 15 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. Mous, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 1 februari 2011, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Op 15 oktober 2008 heeft appellant op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) een aanvraag om een langdurigheidstoeslag/knipkaart ingediend.
1.2. Bij brief van 25 november 2008 heeft het College appellant verzocht vóór 9 december 2008 nadere gegevens over te leggen. Daarbij is appellant onder verwijzing naar artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) meegedeeld dat de afhandeling van de aanvraag wordt opgeschort tot het moment dat de gevraagde informatie is aangeleverd of de daarvoor gestelde termijn is verstreken.
1.3. Bij besluit van 10 december 2008 heeft het College de aanvraag van appellant met toepassing van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld op de grond dat appellant de bij de brief van 25 november 2008 gevraagde informatie niet heeft verstrekt.
1.4. Bij brief van 13 februari 2009 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag om langdurigheidstoeslag en verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand.
1.5. Bij besluit van 17 februari 2009 heeft het College het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand afgewezen. Daaraan heeft het College ten grondslag gelegd dat bij het besluit van 10 december 2008 tijdig op de aanvraag van appellant om langdurigheidstoeslag is beslist en dat dit besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 17 februari 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Naar het oordeel van de Raad heeft het College zich terecht op het standpunt gesteld dat het besluit van 10 december 2008 in overeenstemming met artikel 3:41 eerste lid, van de Awb is bekendgemaakt door toezending aan appellant. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de ontkenning van appellant van de ontvangst van het besluit ongeloofwaardig is. Uit de gedingstukken blijkt immers dat appellant op 18 december 2008 een kopie van het besluit van 10 december 2008 aan het College heeft gezonden.
4.2. De Raad is voorts van oordeel dat het College zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat met het besluit van 10 december 2008 tijdig op de aanvraag van 15 oktober 2008 is beslist. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat op grond van artikel 4:13, eerste en tweede lid, van de Awb binnen een redelijke termijn, in ieder geval binnen acht weken, na de ontvangst van de aanvraag een beschikking dient te worden gegeven en dat het College de termijn voor het geven van de beschikking bij de brief van 25 november 2008 met toepassing van artikel 4:15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb met twee weken heeft opgeschort.
4.3. Het voorgaande betekent dat geen sprake is van een voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb. Het College heeft dan ook het bezwaar van 13 februari 2009 terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.4. Voor zover appellant heeft aangevoerd dat het College de aanvraag van 15 oktober 2008 ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld, laat de Raad deze beroepsgrond buiten bespreking. Het besluit van 10 december 2008 om de aanvraag buiten behandeling te stellen ligt immers niet ter beoordeling voor.
4.5. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep geen doel treft zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2011.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) N.M. van Gorkum.
IJ