ECLI:NL:CRVB:2011:BP7730

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3482 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor vervoersvoorziening in de vorm van financiële bijdrage voor scootmobiel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de rechtbank het beroep gegrond verklaarde en het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden vernietigde. Appellant had een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening in de vorm van een financiële bijdrage voor de aanschaf van een scootmobiel, omdat hij gezondheidsproblemen ondervond. Het College had deze aanvraag afgewezen, omdat er onvoldoende aantoonbare beperkingen waren die het gebruik van openbaar vervoer onmogelijk maakten. De rechtbank oordeelde dat de medische gegevens van appellant niet voldoende waren om de afwijzing van het College te rechtvaardigen, maar dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand moesten blijven.

Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat hij niet langdurig kan staan of lopen en dat hij grotere beperkingen heeft dan het College heeft aangenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de medische gegevens voldoende grondslag bieden voor het standpunt van het College. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij grotere beperkingen heeft dan waarvan het College is uitgegaan. Het verzoek van appellant om schadevergoeding werd afgewezen, en de Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de aangevallen uitspraak bevestigden voor zover deze was aangevochten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 maart 2011.

Uitspraak

09/3482 WVG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 28 mei 2009, 08/664 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Uden (hierna: het College).
Datum uitspraak: 9 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.T.F. van Berkel, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2011. Voor appellant is verschenen I.T. Martens, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. B.G. Diepeveen, werkzaam bij de gemeente Uden.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Op 22 mei 2007 heeft appellant in verband met gezondheidsproblemen op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) een aanvraag ingediend om een vervoersvoorziening in de vorm van een financiële bijdrage voor de aanschaf van een scootmobiel.
1.2. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het College advies ingewonnen bij Argonaut Advies BV te Utrecht (hierna: Argonaut). Argonaut heeft op 17 augustus 2007 advies uitgebracht. Bij besluit van 18 september 2007 heeft het College onder verwijzing naar het advies van Argonaut de aanvraag afgewezen op de grond dat er onvoldoende aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek naar voren zijn gekomen die toekenning van de gevraagde voorziening noodzakelijk maken.
1.3. Bij besluit van 11 december 2007 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het besluit van 18 september 2007 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen inzake griffierecht en proceskosten - het beroep gegrond verklaard en het besluit van 11 december 2007 wegens strijd met artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd. De rechtbank heeft verder bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Daartoe heeft zij overwogen dat appellant, gelet op de medische gegevens, in staat moet worden geacht om gebruik te maken van het openbaar vervoer en om te lopen van en naar haltes van het openbaar vervoer en dat appellant ook de afstand van de bushalte tot aan zijn werkplek, die 1000 meter bedraagt, lopend moet kunnen overbruggen.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 11 december 2007 in stand zijn gelaten. Tevens heeft hij verzocht om een veroordeling tot vergoeding van schade (wettelijke rente). Appellant stelt zich op het standpunt dat hij niet langdurig kan staan of lopen en dat hij grotere beperkingen heeft dan waarvan het College is uitgegaan.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Voor de toepasselijke bepalingen van de Wvg en de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Uden 2005 (hierna: Verordening) verwijst de Raad naar het advies van 3 december 2007 van de Onafhankelijke commissie bezwaarschriften inzake het bezwaar van appellant.
4.2. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische gegevens voldoende grondslag bieden voor het standpunt van het College dat niet is gebleken dat appellant aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek heeft die het hem onmogelijk maken het openbaar vervoer te gebruiken of te bereiken. Evenals de rechtbank hecht de Raad daarbij betekenis aan de inhoud van het door Argonaut op 17 augustus 2007 uitgebrachte advies en aan de op 1 augustus 2007 gedateerde brief van dr. K-P. de Roos aan de verzekeringsarts van Argonaut. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, leidt de Raad niet tot een ander oordeel. Appellant heeft zijn stelling dat hij grotere beperkingen heeft dan waarvan het College is uitgegaan niet aannemelijk gemaakt. Uit de bij zijn hoger beroepschrift gevoegde brief van dr. L. Kerkhofs van 5 december 2008 blijkt daarvan niet.
4.3. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak, voor zover deze is aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Hetgeen hiervoor is overwogen betekent voorts dat de Raad het verzoek van appellant om een veroordeling tot het vergoeden van schade (wettelijke rente) zal afwijzen.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
Wijst het verzoek om een veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en J.J.A. Kooijman en E. J.M. Heijs als leden, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2011.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) J. de Jong.
HD