ECLI:NL:CRVB:2011:BP7616
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- J. Riphagen
- F.A.M. Stroink
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake weigering WW-uitkering op grond van dronkenschap tijdens werkzaamheden
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 2 maart 2011, wordt het hoger beroep van appellant behandeld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond. Appellant, werkzaam als taxichauffeur, had een WW-uitkering aangevraagd na zijn ontslag op 16 februari 2009. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, stellende dat appellant zich tijdens zijn werkzaamheden schuldig had gemaakt aan dronkenschap, wat een dringende reden voor ontslag zou zijn. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep betwist appellant de beschuldiging van dronkenschap en stelt dat er onvoldoende bewijs is voor deze claim. Hij wijst erop dat zijn werkgever geen nader onderzoek heeft gedaan naar de klachten en dat hij zelf heeft aangeboden een alcoholtest te ondergaan. De Raad overweegt dat het Uwv onvoldoende bewijs heeft geleverd om de claim van dronkenschap te onderbouwen. De Raad stelt vast dat de enige onderbouwing voor de beschuldiging afkomstig is van een e-mail en verklaringen van niet bij naam genoemde collega-chauffeurs, wat niet voldoende is om aan te nemen dat appellant daadwerkelijk alcohol heeft gedronken tijdens zijn werk.
De Raad concludeert dat het Uwv niet heeft voldaan aan de eisen voor het aannemen van een dringende reden voor ontslag en draagt het Uwv op om binnen zes weken het gebrek in het besluit van 14 augustus 2009 te herstellen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij claims van verwijtbare werkloosheid en de verplichting van het Uwv om zorgvuldig te handelen in dergelijke zaken.