ECLI:NL:CRVB:2011:BP7484

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2004 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van functies in het kader van de WAO en de rol van deskundigen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Almelo, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had in dat besluit de arbeidsongeschiktheid van appellante vastgesteld op 80 tot 100% per 28 januari 2008, en deze herzien naar 15 tot 25% per 29 oktober 2008. Appellante betwistte de juistheid van deze beoordelingen en voerde aan dat de bezwaarverzekeringsarts niet de taak had om rapportages van deskundigen te vertalen naar een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Tevens verzocht zij om het inschakelen van een onafhankelijke deskundige, onderbouwd door een rapport van psychiater Y. Güzelcan.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden zoals vermeld in de aangevallen uitspraak als vaststaand aangenomen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht de FML van de bezwaarverzekeringsarts J.P. Voogd heeft onderschreven. De Raad concludeerde dat de rapportage van psychiater Kaya voldoende inzicht bood in de beperkingen van appellante en dat er geen nieuwe gezichtspunten naar voren waren gebracht die de eerdere oordelen konden ondermijnen. De Raad zag geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, aangezien de bezwaarverzekeringsarts voldoende gemotiveerd had uiteengezet waarom de stellingen van appellante niet juist waren.

Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak, waarbij werd vastgesteld dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, in medisch opzicht geschikt waren voor appellante. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 4 maart 2011.

Uitspraak

10/2004 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 24 februari 2010, 08/1052 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 4 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. drs. M.B. Kramer, advocaat te Enschede, hoger beroep ingesteld. Bij aanvullend beroepschrift van 13 september 2010 zijn de gronden van het hoger beroep ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingezonden.
Namens appellante is bij brief van 10 januari 2011 een brief van psychiater Y. Güzelcan van 8 januari 2011 toegezonden.
Het Uwv heeft hierop gereageerd middels het commentaar van de bezwaarverzekeringsarts M. Achterberg van 14 januari 2011.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 21 januari 2011. Zoals aangekondigd waren appellante en het Uwv niet aanwezig.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad neemt als vaststaand aan de feiten en omstandigheden die als zodanig zijn vermeld in de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
2. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang en op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen, het beroep van appellante gericht tegen het besluit van 28 augustus 2008 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, de uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 28 januari 2008 ongewijzigd gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en deze per 29 oktober 2008 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
3. Appellante heeft in hoger beroep verwezen naar al hetgeen eerder door haar is aangevoerd. Naar haar opvatting is het niet de taak van de (bezwaar)verzekeringsarts een door een ingeschakelde deskundige uitgebrachte rapportage te vertalen naar een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Tevens twijfelt appellante aan de juistheid van de medische beoordelingen van de door het Uwv ingeschakelde deskundige, psychiater F. Kaya en verzoekt zij een onafhankelijke deskundige te benoemen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante gewezen op de rapportage afkomstig van, de door haar ingeschakelde, psychiater Y. Güzelcan. Appellante heeft naar voren gebracht dat deze rapportage aanleiding geeft een deskundige te benoemen voor het verrichten van een nader medisch onderzoek.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak de (juistheid van de) door bezwaarverzekeringsarts J.P. Voogd op 20 juni 2008 opgestelde FML heeft onderschreven. De Raad ziet zich voor de vraag gesteld of met de rapportage van de door het Uwv ingeschakelde psychiater Kaya voldoende inzicht is verkregen in de beperkingen van appellante voor het verrichten van arbeid en of de daarop gebaseerde FML stand houdt.
4.2. Hetgeen appellante in hoger beroep aanvoert bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. Voor de juistheid van het standpunt van appellante dat het verzekeringsgeneeskundige oordeel niet houdbaar is, dan wel onjuist is vertaald in de FML, heeft de Raad geen aanknopingspunten gezien. Voorts tekent de Raad hierbij aan dat het op de weg van de verzekeringsarts ligt een FML op te stellen, indien hij van mening is dat sprake is van duurzaam benutbare mogelijkheden.
4.3. Het Uwv is mede op basis van het rapport van Kaya van 10 juni 2008 tot zijn besluit van 28 augustus 2008 gekomen. Het onderzoek verricht door Kaya vond plaats op 14 mei 2008 en lag dicht tegen de datum in geding. De Raad heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van deze psychiater. In het bijzonder bevat de rapportage van psychiater Güzelcan daartoe geen aanknopingspunten.
4.4. Daarbij overweegt de Raad dat naar zijn oordeel de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport van 20 juni 2008, aangevuld bij schrijven van 14 augustus 2008, voldoende gemotiveerd heeft uiteengezet dat en om welke reden(en) de, met de informatie van psychiater Güzelcan onderbouwde, stelling van appellante niet juist is. De door appellante ingeschakelde psychiater heeft appellante op 4 augustus 2010 - ruim na datum in geding (29 oktober 2008) - gezien en op 6 augustus 2010 een rapportage uitgebracht. De rapportage bevat geen nadere medische onderbouwing voor de stelling van appellante dat zij op de voor dit geding relevante datum meer of anders beperkt is dan door het Uwv is aangegeven. De Raad kan zich verenigen met de door de bezwaarverzekeringsarts op 28 september 2010 en 14 januari 2011 gegeven reactie. Evenals de rechtbank ziet ook de Raad geen aanleiding voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige.
4.5. Uitgaande van de juistheid van de in de FML weergegeven belastbaarheid is de Raad van oordeel dat de uiteindelijk aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies, gelet op de door de (bezwaar)arbeidsdeskundige gegeven toelichting op de bij deze functies ten aanzien van een aantal belastingaspecten optredende signaleringen, in medisch opzicht geschikt zijn.
4.6. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en N.J.E.G. Cremers als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2011.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) M.A. van Amerongen.
KR