ECLI:NL:CRVB:2011:BP7431
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- O.L.H.W.I. Korte
- W.F. Claessens
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens onverschoonbare termijnoverschrijding in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam had op 26 oktober 2005 de bijstand van de appellant met ingang van 21 januari 1999 ingetrokken. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het College verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens onverschoonbare termijnoverschrijding. Appellant had zijn bezwaarschrift te laat ingediend, volgens het College was dit pas op 9 december 2005 ter post bezorgd, terwijl de termijn voor indienen op 1 december 2005 afliep. Appellant voerde aan dat hij door persoonlijke omstandigheden, zoals de zorg voor zijn zieke ouders, niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen de beslissing van het College ongegrond. De rechtbank oordeelde dat appellant verantwoordelijk was voor zijn postbehandeling en dat hij maatregelen had moeten treffen om tijdig bezwaar te maken. Appellant had ook voorlopige maatregelen kunnen nemen, maar dit had hij nagelaten. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van verschoonbare termijnoverschrijding.
In hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank. De Raad was van mening dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar niet in strijd was met de eerdere mededeling van het College dat het bezwaarschrift in behandeling werd genomen. De Raad oordeelde dat het bezwaarschrift weliswaar was behandeld, maar niet op de door appellant gewenste inhoudelijke wijze. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.