ECLI:NL:CRVB:2011:BP7217

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3398 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2011 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. Verzoeker, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), had op 18 mei 2009 verzocht om herziening van de uitspraak van 23 mei 2008. In zijn verzoek stelde hij dat de eerdere uitspraak was gebaseerd op onjuiste aannames over zijn medische situatie, die niet zorgvuldig door de verzekeringsartsen van het Uwv waren vastgesteld. Hij voerde aan dat de psychiater prof. dr. E. Hoencamp deze rapportages ten onrechte had betrokken bij zijn expertise.

De Raad overwoog dat herziening op grond van nieuwe feiten of omstandigheden slechts mogelijk is als deze feiten of omstandigheden zich vóór de eerdere uitspraak hebben voorgedaan en niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. De Raad concludeerde dat de omstandigheden die verzoeker aanvoerde, zich voor de eerdere uitspraak hadden voorgedaan en dat deze bij hem bekend waren of redelijkerwijs bekend konden zijn. Daarom was er geen grond voor herziening.

De Raad wees het verzoek om herziening af en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat betrekking heeft op de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

09/3398 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 mei 2008, 05/3522
in het geding in hoger beroep tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij brief van 18 mei 2009 met bijlagen verzocht om herziening van eerder genoemde uitspraak. Vervolgens heeft verzoeker nog brieven van verschillende data overgelegd.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2011, waar verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. A.C.R. Molenaar, advocaat te Amstelveen. Het Uwv heeft zich met schriftelijk bericht niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de uitspraak waarvan herziening is verzocht, heeft de Raad, oordelend op het hoger beroep van verzoeker, de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 20 april 2005, 04/1738, bevestigd.
2. De gronden van het verzoek zijn uiteengezet in het verzoekschrift van 18 mei 2009 en aangevuld bij brieven van 23 december 2009, 2 juni 2010, 7 oktober 2010 en 3 december 2010. Verzoeker acht herziening van de uitspraak aangewezen omdat – kort samengevat – de uitspraak rust op de onjuiste aanname dat zijn medische situatie op zorgvuldige en juiste wijze door de verzekeringsartsen van het Uwv is vastgesteld. Ten onrechte heeft de door de Raad ingeschakelde psychiater prof. dr. E. Hoencamp deze rapportages bij zijn expertise betrokken.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden voor de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift voor de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2. Naar vaste rechtspraak van de Raad, zoals deze blijkt uit onder andere zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN AN7982), kan in het kader van het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening slechts worden beoordeeld of op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8: 88, eerste lid, van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet herziening aangewezen is. Een hernieuwde discussie over de betrokken zaak en de juistheid van de betrokken uitspraak kan in dit kader niet worden gevoerd.
3.3. Hetgeen appellant in zijn verzoekschrift en aanvullende brieven bedoeld in 2 naar voren heeft gebracht zijn omstandigheden die zich voor de uitspraak van de Raad waarvan herziening wordt verzocht hebben voorgedaan. Er is geen sprake van dat deze omstandigheden bij verzoeker voor de uitspraak van de Raad vorenbedoeld niet bekend waren, dan wel redelijkerwijs niet bekend konden zijn.
3.4. Het voorgaande betekent dat het verzoek om herziening van genoemde uitspraken moet worden afgewezen.
4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en T. Hoogenboom en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2011.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) T.J. van der Torn.
JL