ECLI:NL:CRVB:2011:BP6950

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4254 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en medische grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering per 16 december 2007 door het Uwv werd gehandhaafd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 maart 2011 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.J. Driessen, heeft in hoger beroep aangevoerd dat de medische voorbereiding onzorgvuldig was en dat zij volledig arbeidsongeschikt is op medische gronden. De Raad heeft echter vastgesteld dat appellante haar stelling niet heeft onderbouwd met objectieve medische gegevens en dat er geen aanleiding was voor nader medisch onderzoek. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geen reden gezien om te twijfelen aan de objectiviteit van de psychiater die betrokken was bij de beoordeling van appellante.

De Raad heeft geconcludeerd dat appellante in de gehele procedure geen medische informatie heeft overgelegd en dat er geen bewijs is van een behandeling ten tijde van de datum in geding. Hierdoor is er geen grond om een deskundige te benoemen voor nader onderzoek naar de psychische gezondheidstoestand van appellante. De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

10/4254 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 21 juli 2010, 08/1143 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 4 maart 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2011. Namens appellante is verschenen mr. Driessen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank is op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat het beroep van appellante tegen het besluit van 27 februari 2008, waarbij het Uwv zijn besluit heeft gehandhaafd om appellantes WAO-uitkering per 16 december 2007 in te trekken, ongegrond is.
2. In hoger beroep heeft appellante, evenals in beroep, aangevoerd dat sprake is van een onzorgvuldige medische voorbereiding en zij onveranderd op medische gronden volledig arbeidsongeschikt is. Appellante stelt dat het zorgvuldigheidsbeginsel een second opinion-onderzoek vereist wanneer een partij blijft volharden in een medisch tegengestelde opvatting.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. De Raad heeft geen grond gevonden om tot een ander oordeel te komen dan door de rechtbank in de aangevallen uitspraak is neergelegd. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de door appellante in hoger beroep herhaalde grieven afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die grieven niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig.
3.2. De Raad voegt hieraan toe dat hij geen enkel aanknopingspunt ziet voor de stelling van appellante dat getwijfeld moet worden aan de objectiviteit van psychiater J.J.D. Tilanus. De Raad merkt in dit verband op dat appellante gebruik heeft gemaakt van het door Tilanus geboden inzage- en correctierecht betreffende het door hem over appellante opgestelde rapport, doch dit niet heeft geleid tot het - op dat moment - uiten van aanvullingen dan wel correcties door appellante.
3.3. Appellante heeft haar stelling dat de medische grondslag van het bestreden besluit niet deugt, niet ondersteund met gegevens van objectief medische aard. Reeds daarom is er geen aanleiding tot het verrichten van nader medisch onderzoek. Door appellante is in de gehele procedure geen medische informatie overgelegd. Evenmin is gebleken van een behandeling van appellante ten tijde van de datum hier in geding.
3.4. In het voorgaande ligt besloten dat de Raad geen aanleiding ziet tot het benoemen van een deskundige om de psychische gezondheidstoestand van appellante nader te onderzoeken.
3.5. De Raad komt tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en N.J.E.G. Cremers als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2011.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) M.A. van Amerongen.
JL