ECLI:NL:CRVB:2011:BP6504
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv om het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk te verklaren ongegrond werd verklaard. De aanvraag van appellante voor een WIA-uitkering dateert van november 2006, maar zij heeft de benodigde aanvraagformulieren voor de WIA-uitkering niet geretourneerd. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een niet-tijdig genomen besluit door het Uwv, omdat appellante niet had voldaan aan de vereisten voor het indienen van een aanvraag. Het Uwv had de aanvraagformulieren op 14 februari en 28 augustus 2008 naar appellante gestuurd, maar deze zijn niet teruggestuurd. Appellante was van mening dat haar eerdere aanvraag in 2006 voldoende was, maar de rechtbank stelde vast dat deze aanvraag betrekking had op een ZW-melding en niet op de WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had afgezien van het horen van appellante, aangezien zij geen aanvraag had ingediend. Het hoger beroep van appellante werd verworpen, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.