ECLI:NL:CRVB:2011:BP6490
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering in verband met ontvangen uitkeringen
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WW-uitkering van appellant, die naast een WAO- en een ZW-uitkering ontving. Het Uwv heeft op 28 april 2008 besloten de WW-uitkering van appellant met terugwerkende kracht te herzien, omdat niet was rekening gehouden met zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Het Uwv vorderde een bruto bedrag van € 4.972,00 terug van appellant, wat leidde tot een juridische procedure.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep. Appellant stelde dat de herziening in strijd was met het rechtszekerheid- en vertrouwensbeginsel en dat de terugvordering tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. De Raad oordeelde echter dat appellant niet eerder contact had opgenomen met het Uwv over zijn twijfels en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigde dat het Uwv bevoegd was om de fout te herstellen, ongeacht of deze fout aan appellant of het Uwv te wijten was.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, met T. Dolderman als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 2 maart 2011.