ECLI:NL:CRVB:2011:BP6131

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1151 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op enkelvoudige kinderbijslag voor dochter met peildatum vierde kwartaal 2008

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over het recht op kinderbijslag. Appellant ontving enkelvoudige kinderbijslag voor zijn dochter, geboren in 1992. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had in maart 2009 aan appellant meegedeeld dat hij recht had op enkelvoudige kinderbijslag met ingang van het vierde kwartaal van 2008. Appellant was van mening dat hij recht had op tweevoudige kinderbijslag, omdat zijn dochter uitwonend was en onderwijs volgde. De Svb verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond, omdat zijn dochter op de peildatum van 1 oktober 2008 nog thuis woonde.

De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Raad oordeelde dat appellant geen bewijs had geleverd dat zijn dochter op de peildatum uitwonend was. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht had gesteld dat appellant geen recht had op tweevoudige kinderbijslag voor het vierde kwartaal van 2008. De Raad zag geen aanleiding voor proceskostenvergoeding.

De uitspraak werd gedaan op 25 februari 2011 door J.P.M. Zeijen, in aanwezigheid van griffier D.E.P.M. Bary. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

10/1151 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 december 2009, 09/2733 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 25 februari 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en vervolgens nog een aantal stukken ingezonden.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2011. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellant ontving enkelvoudige kinderbijslag ten behoeve van zijn dochter [N.], geboren [in] 1992. In december 2008 heeft de Svb aan appellant een schoolverklaring en een onderhoudsverklaring toegezonden, teneinde na ontvangst van de ingevulde verklaringen het recht op kinderbijslag te kunnen vaststellen.
1.3. Bij besluit van 10 maart 2009 heeft de Svb aan appellant meegedeeld dat met ingang van het vierde kwartaal van 2008 recht op enkelvoudige kinderbijslag bestaat ten behoeve van [N.].
1.4. In bezwaar tegen het besluit van 10 maart 2009 heeft appellant aangegeven van mening te zijn dat hij recht heeft op tweevoudige kinderbijslag voor [N.] omdat zij uitwonend is en elders onderwijs volgt.
1.5. Bij besluit van 25 mei 2009 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 maart 2009 ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de Svb overwogen dat appellant op de onderhoudsverklaring heeft aangegeven dat [N.] vanaf 21 november 2008 niet meer thuis woont. Dit betekent dat zij op de peildatum van het vierde kwartaal van 2008, namelijk 1 oktober 2008, nog thuis woonachtig is geweest. Appellant heeft hierdoor met ingang van het vierde kwartaal van 2008 geen recht op tweevoudige kinderbijslag ten behoeve van zijn dochter [N.].
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat appellant op de onderhoudsverklaring kinderbijslag van 6 januari 2009 heeft verklaard dat zijn dochter [N.] sinds 21 november 2008 uitwonend is. Nu [N.] op de peildatum van het vierde kwartaal van 2008 niet uitwonend was, heeft de Svb zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat appellant over het vierde kwartaal van 2008 geen recht heeft op tweevoudige kinderbijslag.
3. In hoger beroep heeft appellant wederom betoogd dat hij recht heeft op tweevoudige kinderbijslag voor zijn dochter [N.] met ingang van het vierde kwartaal van 2008.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Appellant heeft in hoger beroep geen nadere stukken overgelegd waaruit blijkt dat [N.] op 1 oktober 2008 uitwonend was in verband met het volgen van onderwijs. De Raad kan zich dan ook geheel vinden in hetgeen de rechtbank terzake heeft overwogen en maakt deze overwegingen tot de zijne. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2011.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) D.E.P.M. Bary.
JL