ECLI:NL:CRVB:2011:BP6124

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3050 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake ouderdomspensioen onder de Algemene Ouderdomswet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die in Turkije woont. Het hoger beroep was gericht tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2010, waarin het beroep van de appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de appellant het beroepschrift niet tijdig had ingediend en dat de overschrijding van de termijn voor zijn rekening kwam. De appellant had in zijn beroepschrift aangegeven dat hij het bestreden besluit op 29 juni 2007 had ontvangen, maar de Raad stelde vast dat de beroepstermijn op 29 juni 2007 was aangevangen en op 10 augustus 2007 was geëindigd. Het beroepschrift was pas op 25 februari 2008 ingediend, wat resulteerde in de niet-ontvankelijkheid van het beroep.

De appellant stelde dat zijn ouderdomspensioen ten onrechte was gekort over de periode waarin hij met zijn tweede echtgenote was gehuwd. Hij meende recht te hebben op een volledig pensioen tot 11 april 2007, de datum waarop hij wettig van zijn tweede echtgenote was gescheiden. De Raad oordeelde echter dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad vond geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van T. Dolderman als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 25 februari 2011.

Uitspraak

10/3050 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (Turkije) (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2010, 08/3392 AOW (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 25 februari 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2011. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 19 januari 2007 is vastgesteld dat appellant met ingang van januari 2006 recht heeft op een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet voor een alleenstaande.
1.2. Bij besluit van 5 juni 2007 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 19 januari 2007 ongegrond verklaard.
2.1. Bij ongedateerde brief, door de rechtbank Breda ontvangen op 25 februari 2008, heeft appellant beroep ingesteld.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat appellant het beroepschrift niet tijdig heeft ingediend en de overschrijding van de termijn voor zijn rekening moet komen.
3. Appellant stelt dat zijn ouderdomspensioen ten onrechte is gekort over de periode waarin hij met zijn tweede echtgenote was gehuwd. Appellant meent dat hij recht heeft op een volledige pensioen tot 11 april 2007, de dag waarop hij wettig van zijn tweede echtgenote is gescheiden.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad is, evenals de rechtbank, van oordeel dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Appellant heeft in het beroepschrift aangegeven dat het bestreden besluit op 29 juni (2007) is ontvangen. Nu niet duidelijk is of het bestreden besluit op de juiste wijze is bekendgemaakt, gaat de Raad er met de rechtbank vanuit dat de beroepstermijn op 29 juni 2007 is aangevangen. De beroepstermijn bedraagt zes weken en is derhalve op 10 augustus 2007 ge?indigd. Nu het beroepschrift eerst op 25 februari 2008 is ingediend, is het beroep niet tijdig ingesteld.
4.2. Naar het oordeel van de Raad is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. De Raad kan zich vinden in hetgeen de rechtbank hierover heeft overwogen. De door appellant aangevoerde omstandigheden, doen er niet aan af dat de termijnoverschrijding voor zijn rekening moet komen.
5. Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van T. Dolderman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2011.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) T. Dolderman.
JL