ECLI:NL:CRVB:2011:BP5946

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5231 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bijstandsuitkering en inkomstenaftrek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 9 juli 2008 het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ongegrond verklaarde. Het College had eerder de bijstandsuitkering van appellant met ingang van 17 juli 2006 ingetrokken, omdat appellant een inkomen had dat gelijk of hoger was dan de geldende bijstandsnorm. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, waarop het College de bezwaren gegrond verklaarde en de bijstandsuitkering voortzette, maar later opnieuw een besluit nam dat het bezwaar ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank niet correct had gehandeld door nieuwe gegevens van het College niet voor te leggen aan appellant en geen nieuwe zitting te houden. Dit was in strijd met artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad besloot de aangevallen uitspraak te vernietigen en het beroep tegen het besluit van 2 april 2008 ongegrond te verklaren. Appellant had ook een verzoek ingediend voor schadevergoeding, maar dit werd afgewezen. De Raad oordeelde dat de proceskosten van appellant in hoger beroep door het College vergoed moesten worden, tot een bedrag van € 14,02, en dat het College het griffierecht van € 107,-- aan appellant moest vergoeden.

Uitspraak

08/5231 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2008, 08/1702, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 22 februari 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2011. Appellant is verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. J.M. Boegborn en C.J.M. Vermeulen, beiden werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 30 november 2006 heeft het College de bijstandsuitkering van appellant met ingang van 17 juli 2006 ingetrokken op de grondslag dat appellant vanaf 17 juli 2006 een inkomen heeft dat minstens zo hoog is als de voor hem geldende bijstandsnorm. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 30 januari 2007 - voor zover hier van belang - heeft het College de bezwaren tegen het besluit van 30 november 2006 gegrond verklaard en bepaald dat onder verrekening van inkomsten uit arbeid de bijstand van appellant met ingang van 17 juli 2006 wordt voortgezet. Daarvan uitgaande zijn betalingen gedaan en heeft het College bij besluit van 6 februari 2008 aan appellant een nabetaling over de kalenderjaren 2006 en 2007 toegekend op basis van zijn inkomstengegevens vanaf 1 juli 2006 en een herberekening van zijn recht op bijstand.
1.2. Bij besluit van 2 april 2008 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 6 februari 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 2 april 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt - ambtshalve oordelend - vast dat de aangevallen uitspraak niet op een juiste wijze tot stand is gekomen. De rechtbank heeft na de behandeling van het beroep ter zitting van 27 juni 2008, bij brief van 30 juni 2008 desgevraagd nadere gegevens van het College ontvangen. De rechtbank heeft deze gegevens niet meer voorgelegd aan appellant voor een reactie, er is geen nieuwe zitting gehouden en partijen zijn evenmin verzocht om toestemming om de zaak buiten zitting af te doen. De Raad is van oordeel dat vorenomschreven behandeling van het beroep in strijd is met artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en ertoe leidt dat de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven.
4.2. De Raad heeft zich vervolgens beraden op de vraag of na vernietiging van de aangevallen uitspraak de zaak naar de rechtbank moet worden teruggewezen. In aanmerking nemend dat de zaak naar zijn oordeel geen nadere behandeling door de rechtbank behoeft, beantwoordt de Raad die vraag ontkennend. De Raad zal de zaak daarom zonder terugwijzing afdoen.
4.3. Appellant stelt zich op het standpunt dat aan hem op grond van een eigen gemaakte berekening een hoger bedrag moet worden nabetaald. De nabetaling van het College is volgens appellant gebaseerd op onjuiste inkomstengegevens. Gesteld wordt voorts dat de loonspecificatie van uitzendbureau Adecco van maart 2007 niet klopt omdat hij in deze maand niet voor dit uitzendbureau heeft gewerkt en dat daarom de door het College over de maand maart 2007 op zijn bijstandsnorm toegepaste inkomstenaftrek een onjuist bedrag is.
4.4. De Raad stelt vast dat het College de nabetaling over de kalenderjaren 2006 en 2007 heeft berekend aan de hand van loonspecificaties van Adecco Personeelsdiensten B.V. (hierna: Adecco) en Capac Inhouse Services B.V. (hierna: Capac). De Raad heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de op de loonspecificaties vermelde gegevens.
4.5. De Raad stelt ten aanzien van de maand maart 2007 vast dat het College de inkomstenaftrek van appellant heeft berekend overeenkomstig de op de loonspecificaties van Adecco en Capac vermelde gegevens. Bij de berekening heeft het College terecht de door Adecco uitbetaalde vakantie-uren, kort verzuim en a.d.v. aangemerkt als ontvangen middelen die in mindering gebracht mochten worden op de geldende bijstandsnorm. De Raad merkt in dit verband op dat appellant bij zijn eigen berekening van de nabetaling over 2007 met betrekking tot de maanden januari tot en met maart 2007 is uitgegaan van een te hoge bijstandsnorm.
4.6. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.4 en 4.5 is overwogen ziet de Raad in hetgeen appellant heeft aangevoerd geen reden om het bedrag dat door het College is nabetaald onjuist te achten. Het beroep kan dus niet slagen. Nu het beroep ongegrond zal worden verklaard, is voor een veroordeling tot vergoeding van schade geen ruimte. Het verzoek daartoe van appellant dient daarom te worden afgewezen.
5.1. Met betrekking tot de proceskosten overweegt de Raad als volgt. In artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpr) is bepaald dat een veroordeling tot vergoeding van proceskosten op grond van artikel 8:75 van de Awb uitsluitend op de in dat artikel 1 genoemde kosten betrekking kan hebben. De door appellant in beroep opgevoerde kosten betreffen geen proceskosten als bedoeld in artikel 1 van het Bpr, zodat die kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
5.2. De Raad ziet wel aanleiding om op grond van artikel 8:75 van de Awb het College te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 14,02, zijnde de door appellant in hoger beroep gemaakte reiskosten. Van andere proceskosten als bedoeld in het Bpr is de Raad niet gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 2 april 2008 ongegrond;
Wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af;
Veroordeelt het College in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 14,02;
Bepaalt dat het College aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 107,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2011.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) R.L.G. Boot.
IJ