ECLI:NL:CRVB:2011:BP5420

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3434 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2011 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 12 mei 2009, met zaaknummer 08/2045. Verzoeker, die in persoon verscheen, had verzocht om herziening van deze uitspraak, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was niet vertegenwoordigd tijdens de zitting op 7 januari 2011. De Raad heeft vastgesteld dat dit verzoek om herziening een tweede verzoek betreft, aangezien het eerste verzoek op 25 februari 2010 was afgewezen. De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak overwogen dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe feiten of omstandigheden, zoals vastgelegd in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

10/3434 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 mei 2009, 08/2045,
in het geding tussen:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 februari 2011
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 12 mei 2009, 08/2045.
Het Uwv heeft op het verzoek gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2011. Verzoeker is in persoon verschenen. Zoals aangekondigd, heeft het Uwv zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden voor de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift voor de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.1. Het onderwerpelijke verzoek om herziening betreft een tweede verzoek van verzoeker om herziening van de uitspraak van de Raad van 12 mei 2009, 08/2045. Het eerste verzoek is door de Raad afgewezen bij zijn uitspraak van 25 februari 2010, 09/4528.
2.2. Bij laatstgenoemde uitspraak heeft de Raad overwogen dat naar zijn vaste rechtspraak het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening is afgewezen, omdat noch uit het verzoekschrift noch ter zitting is gebleken van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb.
2.3. De Raad stelt vast dat verzoeker door te verwijzen naar de gedingstukken en de uitspraken van de Raad van 11 mei 2006, LJN AX1777, en 28 april 2010, LJN BM2059, in feite beoogt de uitspraak waarvan opnieuw herziening wordt verzocht, ter discussie te stellen. Zoals de Raad in zijn uitspraak op het eerdere verzoek van verzoeker heeft overwogen, is het rechtsmiddel van herziening hiervoor niet gegeven. Aan het door verzoeker gestelde ligt wederom niet enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid ten grondslag. Dit betekent dat ook dit verzoek moet worden afgewezen.
3. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2011.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) T.J. van der Torn.
IvR