Centraal Administratiekantoor B.V. (hierna: CAK)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 6 januari 2010, 09/871 (hierna: aangevallen uitspraak)
[Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
Datum uitspraak: 9 februari 2011
CAK heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 17 november 2010. Partijen zijn - met voorafgaand bericht - niet verschenen.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene heeft 31 januari 2009 bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.2. CAK heeft bij besluit van 18 februari 2009 de aanvraag van betrokkene afgewezen. CAK heeft daartoe overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.3. Bij besluit van 25 maart 2009 heeft CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 18 februari 2009 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met een bepaling over het griffierecht - het beroep van betrokkene tegen het besluit van 25 maart 2009 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigd besluit geheel in stand blijven. De rechtbank heeft overwogen dat CAK het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onzorgvuldig heeft voorbereid.
3. CAK heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Er is geen sprake van strijd met artikel 3:2 van de Awb, omdat betrokkene ermee heeft volstaan in zijn bezwaarschrift te stellen dat hij medicijnen gebruikt en geen controleerbare gegevens heeft ingezonden waaruit blijkt dat hem in 2006 en 2007 meer dan 180 standaard dagdoseringen van een werkzame stof zijn afgeleverd. Onder die omstandigheden heeft CAK aan haar onderzoeks- en motiveringsplicht voldaan door Vektis nogmaals te vragen te controleren of betrokkene in 2006 en 2007 in een farmaceutische kostengroep (FKG) is ingedeeld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het hoger beroep van CAK zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 van de Awb. De Raad stelt tevens vast dat de rechtbank op grond van een inhoudelijke beoordeling van het geschil heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 25 maart 2009 geheel in stand blijven.
4.2. De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of CAK voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak.
Uit vaste jurisprudentie van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraken van 31 augustus 2006, LJN AY8271 en 9 juni 2009, LJN BJ0878, vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.3. De Raad is van oordeel dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak nu de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde, tussen partijen bij de rechtbank in geschil zijnde, besluit geheel in stand blijven en het hoger beroep van CAK zich niet richt tegen die bepaling en de gronden waarop deze berust. CAK kan met zijn hoger beroep derhalve geen resultaat bereiken dat voor hem feitelijk betekenis kan hebben.
4.4. Uit hetgeen is overwogen onder 4.2 en 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5. De Raad ziet geen reden voor proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Bepaalt dat van CAK een griffierecht van € 447,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2011.