ECLI:NL:CRVB:2011:BP5022

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/599 ZVW + 10/998 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008 door het Centraal Administratiekantoor (CAK). Betrokkene had een aanvraag ingediend voor compensatie op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw), maar het CAK had deze aanvraag afgewezen, stellende dat betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden. Betrokkene stelde dat zij in de refertejaren 2006 en 2007 meer dan 180 dagdoseringen van het medicijn budesonide had ontvangen, wat haar recht op compensatie zou bevestigen.

De rechtbank Groningen had eerder de afwijzing van het CAK vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de berekening van het CAK correct was en dat betrokkene niet in de juiste farmaceutische kostengroep (FKG) was ingedeeld. De Raad heeft de beroepsgrond van betrokkene verworpen, waarin zij stelde dat de indeling in een FKG slechts een hulpmiddel is voor de beoordeling van meerjarige onvermijdbare zorgkosten.

De Raad heeft geconcludeerd dat het CAK onvoldoende procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak, omdat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand bleven. Het hoger beroep van het CAK werd dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en legde een griffierecht op aan het CAK.

Uitspraak

10/599 ZVW
10/998 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
Centraal Administratiekantoor B.V. (hierna: CAK)
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 22 december 2009, 09/275 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
betrokkene
en
CAK
Datum uitspraak: 9 februari 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. M.J. Klinkert, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
CAK heeft eveneens hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 november 2010. Partijen zijn - met voorafgaand bericht - niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Betrokkene heeft bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.3. CAK heeft bij besluit van 15 januari 2009 de aanvraag van betrokkene afgewezen en daartoe overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.4. Betrokkene heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en daarbij aangegeven dat zij in de refertejaren 2006 en 2007 wel aan de voorwaarden voldoet, omdat aan haar in die jaren meer dan 180 dagdoseringen waren voorgeschreven van het medicijn Pulmicort 200 turboinhaler, met de werkzame stof budesonide.
1.5. Bij besluit van 25 februari 2009 heeft CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 15 januari 2009 ongegrond verklaard.
1.6. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 februari 2009. Daarbij heeft zij gesteld dat zij ten onrechte niet is ingedeeld in de farmaceutische kostengroep (FKG) Astma/copd.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met een bepaling over het griffierecht - het beroep van betrokkene tegen het besluit van 25 februari 2009 wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is gebleken dat de berekening van CAK, dat betrokkene in de jaren 2006 en 2007 niet meer dan 180 standaard dagdoseringen van de werkzame stof budesonide afgeleverd heeft gekregen, onjuist is. Betrokkene is in deze jaren terecht niet in een FKG ingedeeld waardoor zij niet aan de voorwaarden voor compensatie voldoet.
2.2. Betrokkene heeft zich in hoger beroep gekeerd tegen het oordeel van de rechtbank dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand dienen te blijven. Daarbij heeft zij aangevoerd dat indeling in een FKG slechts een hulpmiddel is om te beoordelen of iemand meerjarige, onvermijdbare zorgkosten heeft. De FKG's zijn ontwikkeld als voorspeller van hoge zorgkosten voortkomend uit chronische aandoeningen. Door de toepassing van FKG's wordt zoveel mogelijk vermeden dat verzekerden met incidentele hoge zorgkosten ook in aanmerking komen voor compensatie van het verplichte eigen risico. Bij betrokkene gaat het niet om incidentele hoge zorgkosten, maar om meerjarige onvermijdbare zorgkosten. Betrokkene heeft daarbij gewezen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 24 maart 2010, LJN BL9283.
2.3. CAK heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd en zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar van betrokkene terecht kennelijk ongegrond is verklaard, omdat het CAK op grond van de toepasselijke regelgeving uit moet gaan van de juistheid van de door Vektis geleverde gegevens.
3.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.2. De Raad verwijst voor het van toepassing zijnde wettelijke kader en de uitleg die daaraan moet worden gegeven naar zijn uitspraak van 19 oktober 2010, LJN BN9985.
3.3. De beroepsgrond van betrokkene dat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft aangelegd door de indeling in een FKG als uitgangspunt te nemen bij het bepalen van de vraag of een verzekerde meerjarige onvermijdbare zorgkosten heeft, treft geen doel.
De Raad heeft in de hiervoor onder 3.2 genoemde uitspraak overwogen dat voor de beoordeling van het recht op compensatie eigen risico bepalend is of een verzekerde in de twee opvolgende jaren voorafgaande aan het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, is ingedeeld in bij ministeriële regeling aangewezen FKG's, dan wel op 1 juli van het jaar waarop de uitkering betrekking heeft, zonder onderbreking meer dan een half jaar in een AWBZ-instelling heeft verbleven.
3.4. In beroep heeft Vektis - na toestemming van betrokkene - aan CAK de afleverhistorie van medicijnen in 2006 en 2007 verstrekt. Onder verwijzing naar deze lijst heeft CAK aangegeven dat betrokkene zowel in 2006 als in 2007 niet voldoet aan de voorwaarde van meer dan 180 afgeleverde standaard dagdoseringen (DDD) van een werkzame stof die op de FKG lijst voorkomt. Blijkens de afleverhistorie blijkt dat aan betrokkene zowel in het jaar 2006 als in het jaar 2007 voor het medicijn Pulmicort 100 DDD's zijn afgeleverd. Nu betrokkene het standpunt van CAK niet onderbouwd heeft weerlegd, ziet de Raad geen aanknopingspunten om anders te oordelen. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit terecht in stand heeft gelaten. Dit betekent voor het hoger beroep van CAK het volgende.
3.5. De Raad stelt vast dat het hoger beroep van CAK zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De Raad stelt voorts vast dat hij onder 3.5 heeft geconcludeerd dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van
25 februari 2009 terecht in stand heeft gelaten.
3.6. De Raad ziet zich gelet hierop, ambtshalve, voor de vraag gesteld of CAK voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Uit vaste jurisprudentie van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraken van 31 augustus 2006, LJN AY8271, en 9 juni 2009, LJN BJ0878, vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
3.7. De Raad is van oordeel dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak, nu de Raad heeft geoordeeld dat rechtbank terecht heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde, tussen partijen bij de rechtbank in geschil zijnde, besluit geheel in stand blijven. CAK kan met zijn hoger beroep derhalve geen resultaat bereiken dat voor hem feitelijk betekenis kan hebben. Hieruit vloeit voort dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk;
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Bepaalt dat van CAK een griffierecht van € 447,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2011.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) J. de Jong.
RB