ECLI:NL:CRVB:2011:BP4351
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen arbeidsongeschiktheidsuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin hem een arbeidsongeschiktheidsuitkering was geweigerd. Het Uwv had het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat appellant, vanwege psychische problemen, niet in staat was om zijn belangen te behartigen en tijdig bezwaar te maken. Appellant had aangevoerd dat zijn ernstige psychische klachten hem belemmerden, maar de Raad oordeelde dat de medische rapportages geen basis boden voor de stelling dat hij buiten staat was om tijdig bezwaar te maken. De bezwaarverzekeringsarts had in zijn rapportages aangegeven dat appellant in de periode van de bezwaartermijn actief was geweest met andere zaken, zoals het aanvragen van een WW-uitkering en het bezoeken van een werkcoach.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk was en bevestigde de aangevallen uitspraak. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten, aangezien de uitspraak in het openbaar werd gedaan en de argumenten van appellant niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de noodzaak voor appellanten om hun claims adequaat te onderbouwen met relevante medische informatie.