ECLI:NL:CRVB:2011:BP3975
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die in 1997 uitviel met psychische en lichamelijke klachten, ontving aanvankelijk een WAO-uitkering van 80 tot 100%. In 2007 heeft het Uwv haar arbeidsongeschiktheid herbeoordeeld, waarbij een verzekeringsarts concludeerde dat er geen ziekte of gebrek aanwezig was. Ondanks de klachten van appellante, werd vastgesteld dat zij in staat was om parttime te werken, wat leidde tot een herziening van haar uitkering per 20 april 2008.
De rechtbank heeft de medische grondslag van het besluit van het Uwv onderschreven en het beroep van appellante ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aanvullende verklaringen ingediend van personen uit haar omgeving en een fysiotherapeut, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat deze informatie niet voldoende objectief is en geen nieuwe medische gegevens bevat. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en concludeert dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld in de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante.
De Raad stelt vast dat de FML, zoals vastgesteld door het Uwv, voldoende rekening houdt met alle beschikbare informatie en dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellante. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 februari 2011.