ECLI:NL:CRVB:2011:BP3619

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2627 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens onvoldoende procesbelang in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft het Centraal Administratiekantoor B.V. (CAK) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het beroep van een betrokkene tegen een besluit van het CAK gegrond werd verklaard. De rechtbank had het besluit van het CAK, dat de aanvraag van de betrokkene om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008 afwees, vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. De betrokkene had een aanvraag ingediend op 6 maart 2009, die door het CAK op 1 april 2009 werd afgewezen. Het CAK stelde dat de betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De rechtbank oordeelde dat het CAK het besluit onzorgvuldig had voorbereid en ondeugdelijk had gemotiveerd, maar liet de rechtsgevolgen in stand omdat de betrokkene niet aan de voorwaarden voldeed.

In hoger beroep heeft het CAK betoogd dat de rechtbank ten onrechte het besluit had vernietigd en dat er geen strijd was met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat het CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Dit omdat de rechtbank al had bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, en het CAK met het hoger beroep geen resultaat kan bereiken dat feitelijk betekenis voor hen heeft.

De Raad heeft daarom het hoger beroep van het CAK niet-ontvankelijk verklaard en het CAK veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene, die zijn begroot op € 460,62, inclusief griffierecht. De uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en K. Moaddine als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 januari 2011.

Uitspraak

10/2627 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
Centraal Administratiekantoor B.V. (hierna: CAK)
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 17 maart 2010, 09/3175 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
[Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
en
CAK
Datum uitspraak: 25 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
CAK heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld op de zitting van 14 december 2010. CAK is - met bericht vooraf - niet verschenen. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door A.C.A.M. van Vugt, accountant te ’s-Hertogenbosch.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene heeft op 6 maart 2009 bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.2. CAK heeft bij besluit van 1 april 2009 de aanvraag van betrokkene afgewezen. CAK heeft daartoe overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.3. Bij besluit van 17 juni 2009 heeft CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 1 april 2009 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met een bepaling over het griffierecht - het beroep van betrokkene tegen het besluit van 17 juni 2009 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigd besluit geheel in stand blijven. De rechtbank heeft overwogen dat CAK het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onzorgvuldig heeft voorbereid en in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb ondeugdelijk gemotiveerd. Zij heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten op de grond dat uit de door CAK hangende beroep bij Vektis opgevraagde gegevens blijkt dat betrokkene in het jaar 2006 wel, maar in het jaar 2007 niet in aanmerking kwam voor indeling in een FKG, waardoor hij niet aan de voorwaarde voldoet dat hij in beide jaren in een FKG moet zijn ingedeeld.
3.1. CAK heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. CAK stelt zich op het standpunt dat het niet heeft gehandeld in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Er is geen sprake van strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb omdat CAK dient uit te gaan van de door Vektis aangeleverde gegevens. De in bezwaar aangevoerde omstandigheid dat betrokkene hartpatiënt is en dat hij daarvoor door hem genoemde medicijnen gebruikt is onvoldoende om in aanmerking te komen voor compensatie.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het hoger beroep van CAK zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De Raad stelt tevens vast dat de rechtbank op grond van een inhoudelijke beoordeling van het geschil heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 17 juni 2009 in stand blijven.
4.2. De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of CAK voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Uit vaste jurisprudentie van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraken van 31 augustus 2006, LJN AY8271 en 9 juni 2009, LJN BJ0878, vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.3. De Raad is van oordeel dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak nu de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde, tussen partijen bij de rechtbank in geschil zijnde, besluit geheel in stand blijven en het hoger beroep van CAK zich niet richt tegen die bepaling en de gronden waarop deze berust. CAK kan met zijn hoger beroep derhalve geen resultaat bereiken dat voor hem feitelijk betekenis kan hebben.
4.4. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5. De Raad veroordeelt CAK in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze worden begroot op € 23,62 voor reiskosten en € 437,-- voor rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt CAK tot vergoeding van proceskosten in hoger beroep tot een bedrag van in totaal € 460,62;
Bepaalt dat van CAK een griffierecht van € 448,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2011.
(get.) R.M. van Male
(get.) K. Moaddine
RB