ECLI:NL:CRVB:2011:BP3617

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1272 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens onvoldoende procesbelang in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft CAK B.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 26 november 2009, waarin het beroep van betrokkene tegen een besluit van CAK werd gegrond verklaard. Betrokkene had op 4 november 2008 een aanvraag ingediend voor compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, welke door CAK op 24 december 2008 werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat CAK het bezwaar van betrokkene onzorgvuldig had behandeld en vernietigde het besluit, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.

CAK stelde in hoger beroep dat het niet in strijd had gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de rechtbank onterecht had geoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft echter vastgesteld dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Dit is gebaseerd op de overweging dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten, en dat CAK met zijn hoger beroep geen resultaat kan bereiken dat voor hem feitelijk betekenis heeft.

De Raad concludeert dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er geen sprake is van voldoende procesbelang. Tevens is er geen aanleiding om CAK te veroordelen in de proceskosten van betrokkene, aangezien er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn aangetoond. De uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in aanwezigheid van griffier R. Scheffer, en is openbaar uitgesproken op 26 januari 2011.

Uitspraak

10/1272 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
CAK B.V. (hierna: CAK)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 26 november 2009, 09/542 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
[Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
en
CAK
Datum uitspraak: 26 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
CAK heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 15 december 2010. Partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene heeft op 4 november 2008 bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.2. CAK heeft bij besluit van 24 december 2008 de aanvraag van betrokkene afgewezen. CAK heeft daartoe overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.3. Bij besluit van 25 februari 2009 heeft CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 24 december 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met een bepaling over het griffierecht - het beroep van betrokkene tegen het besluit van 25 februari 2009 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De rechtbank heeft overwogen dat CAK het besluit van 25 februari 2009 in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onzorgvuldig heeft voorbereid. Zij heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten op de grond dat uit de door CAK hangende beroep bij Vektis opgevraagde gegevens blijkt dat betrokkene in 2007 terecht niet is ingedeeld in een farmaceutische kostengroep (FKG), waardoor hij niet aan de voorwaarden voldoet.
3.1. CAK heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. CAK stelt zich op het standpunt dat het niet heeft gehandeld in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Er is geen sprake van strijd met artikel 3:2 van de Awb omdat CAK dient uit te gaan van de door Vektis aangeleverde gegevens. Hangende het beroep is Vektis volledigheidshalve nogmaals benaderd. Uit de in beroep bij Vektis opgevraagde gegevens blijkt dat aan betrokkene door de apotheek in 2007 niet meer dan 180 DDD van een werkzame stof zijn afgeleverd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het hoger beroep van CAK zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. De Raad stelt tevens vast dat de rechtbank op grond van een inhoudelijke beoordeling van het geschil heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 25 februari 2009 in stand blijven.
4.2. De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of CAK voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Uit vaste jurisprudentie van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraken van 31 augustus 2006, LJN AY8271 en 9 juni 2009, LJN BJ0878, vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.3. De Raad is van oordeel dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak nu de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde, tussen partijen bij de rechtbank in geschil zijnde, besluit geheel in stand blijven en het hoger beroep van CAK zich niet richt tegen die bepaling en de gronden waarop deze berust. CAK kan met zijn hoger beroep derhalve geen resultaat bereiken dat voor hem feitelijk betekenis kan hebben.
4.4. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5. De Raad ziet geen aanleiding CAK te veroordelen in de proceskosten van betrokkene, nu van voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Bepaalt dat van CAK een griffierecht van € 447,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2011.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) R. Scheffer.
IJ