ECLI:NL:CRVB:2011:BP3421

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-7316 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor psychologische behandelingen op basis van de WWB

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door appellant voor de kosten van psychologische behandelingen. Appellant had op 21 februari 2008 bijzondere bijstand aangevraagd, maar het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen wees deze aanvraag af bij besluit van 11 april 2008. Het College verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond op 20 juni 2008, met als argument dat de kosten voor de behandelingen niet noodzakelijk waren volgens de Zorgverzekeringswet (Zvw). De rechtbank Arnhem verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond op 14 november 2008, waarna appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 februari 2011 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat er geen recht op bijstand bestaat als er een voorliggende voorziening is die als toereikend en passend wordt geacht. In dit geval waren de kosten voor de psychologische behandelingen niet gedekt door het basispakket van de ziektekostenverzekering, en de Raad volgde het oordeel van het College en de rechtbank dat de aanvraag voor bijzondere bijstand niet kon worden toegewezen. De Raad concludeerde dat er geen zeer dringende redenen waren om af te wijken van de regels van de WWB, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

De Raad besloot dat het hoger beroep van appellant geen doel trof en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

08/7316 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 14 november 2008, 08/2924 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen (hierna: College)
Datum uitspraak: 1 februari 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.L.O. van de Waarsenburg, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is aan de orde gesteld ter zitting van 21 december 2010, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft op 21 februari 2008 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van psychologische behandelingen. Deze aanvraag is bij besluit van het College van 11 april 2008 afgewezen.
1.2. Bij besluit van 20 juni 2008 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 21 februari 2008 ongegrond verklaard. Daaraan is met toepassing van artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de Wet werk en bijstand (WWB) ten grondslag gelegd dat de kosten in de voorliggende voorziening, in dit geval de Zorgverzekeringswet (Zvw) als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 20 juni 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WWB bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten waarvoor bijstand is aangevraagd ten tijde in geding niet tot het basispakket van de ziektekostenverzekering behoorden.
4.3. In gevallen waarin deze zorg, als zijnde niet noodzakelijk, niet behoort tot de prestaties die op grond van het bij of krachtens de Zvw bepaalde voor vergoeding in aanmerking komen, staat het bepaalde in artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de WWB aan bijstandsverlening in de weg. De Raad is van oordeel dat die situatie zich hier voordoet. Dit brengt met zich dat de Raad het College en de rechtbank volgt in hun oordeel dat artikel 15, eerste lid, van de WWB aan toekenning van de gevraagde bijzondere bijstand in de weg staat. Dit betekent dat de Raad niet toekomt aan een beoordeling van de door appellant gestelde medische noodzaak van de behandelingen waarvoor hij bijzondere bijstand heeft aangevraagd. In dit licht bezien is evenmin van betekenis dat een deel van de kosten door de zorgverzekeraar wel is vergoed op grond van de aanvullende verzekering.
4.4. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Raad evenals de rechtbank geen grond voor het oordeel dat sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB om af te wijken van artikel 15, eerste lid, van de WWB. De Raad verenigt zich met de overwegingen van de rechtbank op dat punt.
4.5. Het hoger beroep treft geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2011.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) N.M. van Gorkum.
RB