ECLI:NL:CRVB:2011:BP3319

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2477 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens onvoldoende procesbelang in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft het Centraal Administratiekantoor B.V. (CAK) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 18 maart 2010, waarin het beroep van een betrokkene tegen een besluit van CAK werd gegrond verklaard. De rechtbank had het besluit van CAK van 3 juni 2009 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. CAK had de aanvraag van de betrokkene om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008 afgewezen, omdat de betrokkene niet voldeed aan de voorwaarden van de Zorgverzekeringswet (Zvw).

Tijdens de zitting op 15 december 2010 zijn partijen niet verschenen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak, omdat de rechtbank had bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. CAK kan met zijn hoger beroep geen resultaat bereiken dat voor hem feitelijk betekenis kan hebben, aangezien het hoger beroep zich niet richt tegen de bepaling van de rechtbank die de rechtsgevolgen in stand houdt.

De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Tevens is er geen aanleiding om CAK te veroordelen in de proceskosten van de betrokkene, omdat er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn aangetoond. De uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 januari 2011.

Uitspraak

10/2477 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
Centraal Administratiekantoor B.V. (hierna: CAK)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 18 maart 2010, 09/1265 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
[Betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
en
CAK
Datum uitspraak: 26 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
CAK heeft hoger beroep ingesteld.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 15 december 2010. Partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene heeft op 16 maart 2009 bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.2. CAK heeft bij besluit van 16 april 2009 de aanvraag van betrokkene afgewezen. CAK heeft daartoe overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.3. Bij besluit van 3 juni 2009 heeft CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 16 april 2009 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen over proceskosten en griffierecht - het beroep van betrokkene tegen het besluit van 3 juni 2009 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De rechtbank heeft overwogen dat CAK het besluit van 3 juni 2009 in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onzorgvuldig heeft voorbereid. Zij heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten op de grond dat uit de door appellant in beroep overgelegde gegevens en de door CAK hangende beroep bij Vektis opgevraagde gegevens blijkt dat betrokkene in 2006 terecht niet is ingedeeld in een farmaceutische kostengroep (FKG), waardoor hij niet aan de voorwaarden voldoet.
3.1. CAK heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. CAK stelt zich op het standpunt dat het niet heeft gehandeld in strijd met de artikel 3:2 van de Awb. Er is geen sprake van strijd met artikel 3:2 van de Awb omdat CAK dient uit te gaan van de door Vektis aangeleverde gegevens. Hangende beroep is Vektis volledigheidshalve nogmaals benaderd. Uit de in beroep bij Vektis opgevraagde gegevens blijkt dat aan betrokkene door de apotheek in 2006 niet meer dan 180 DDD van een werkzame stof zijn afgeleverd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het hoger beroep van CAK zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. De Raad stelt tevens vast dat de rechtbank op grond van een inhoudelijke beoordeling van het geschil heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 3 juni 2009 in stand blijven.
4.2. De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of CAK voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Uit vaste jurisprudentie van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraken van
31 augustus 2006, LJN AY8271 en 9 juni 2009, LJN BJ0878, vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.3. De Raad is van oordeel dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak nu de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde, tussen partijen bij de rechtbank in geschil zijnde, besluit geheel in stand blijven en het hoger beroep van CAK zich niet richt tegen die bepaling en de gronden waarop deze berust. CAK kan met zijn hoger beroep derhalve geen resultaat bereiken dat voor hem feitelijk betekenis kan hebben.
4.4. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5. De Raad ziet geen aanleiding CAK te veroordelen in de proceskosten van betrokkene, nu van voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Bepaalt dat van CAK een griffierecht van € 448,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2011.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) R. Scheffer.
HD