ECLI:NL:CRVB:2011:BP2680
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C. van Viegen
- R.H.M. Roelofs
- N.M. van Waterschoot
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wraking van mr. A.B.J. van der Ham in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. A.B.J. van der Ham, ingediend door verzoeker. Dit verzoek was gebaseerd op de gronden van incompetentie, partijdigheid en kreukbaarheid van de gewraakte raadsheer, maar bevatte geen specifieke feiten of omstandigheden die deze gronden onderbouwden. De Raad heeft vastgesteld dat het verzoek om wraking niet voldeed aan de eisen van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat er concrete aanwijzingen zijn voor een mogelijke schending van de rechterlijke onpartijdigheid.
Verzoeker had eerder verzet aangetekend tegen een uitspraak van de Raad van 24 augustus 2010. Voorafgaand aan de zitting op 21 december 2010 had verzoeker verzocht om wraking van mr. A.B.J. van der Ham, maar zowel verzoeker als de gewraakte raadsheer hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om gehoord te worden tijdens de zitting op 18 januari 2011. De Raad benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen.
De Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor de aanwezigheid van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van mr. A.B.J. van der Ham in twijfel trokken. Het verzoek om wraking werd dan ook afgewezen. Tevens werd opgemerkt dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter in deze zaak niet in behandeling wordt genomen, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.