[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 november 2008, 08/1188 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 28 januari 2011
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2010. Appellant is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.A.J. Groenendaal en mr. A.P. van den Berg. Het geding is gevoegd behandeld met de gedingen geregistreerd onder de nummers 09/1618 TRP, 09/2165 TRP, 09/348 TRP, 09/358 TRP, 09/3814 TRP, 09/2552 TRP, 09/2854 TRP, 09/5291 TRP en 08/6984 TRP. In ieder geding zal afzonderlijk uitspraak worden gedaan.
1.1. Bij besluit van 31 januari 2008 heeft de Svb appellant medegedeeld dat hij geen recht heeft op een eenmalige uitkering op basis van de Tijdelijke Regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening (Stcrt. 2006, 243, gewijzigd bij Regeling van 27 augustus 2007, Stcrt. 2007, 170, hierna: TRP), omdat appellant zijn aanvraag niet tijdig heeft ingediend.
1.2. Dit besluit is, na bezwaar, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 4 maart 2008 (hierna: bestreden besluit).
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de Svb de aanvraag buiten de termijn heeft ontvangen en dat er geen aanleiding is deze termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De verzender draagt in beginsel het risico van het zoek raken van een niet aangetekend verzonden poststuk.
3. In hoger beroep heeft appellant benadrukt dat hij het aanvraagformulier op tijd naar de Svb heeft verzonden. Er moet worden gekeken naar het poststempel op de envelop, daaruit zal blijken dat het formulier tijdig ter post is bezorgd. De Svb heeft niet aanbevolen dat het formulier aangetekend moest worden verzonden. Het formulier moet bij de post of bij de Svb zijn zoekgeraakt. Het niet tijdig indienen van de aanvraag kan hem dan ook niet worden tegengeworpen.
4. De Raad dient in de eerste plaats te bezien of hij bevoegd is van het onderhavige hoger beroep kennis te nemen. De Raad stelt vast dat de TRP niet is opgenomen in de bij de Beroepswet behorende bijlage. Dit houdt in beginsel in dat de Raad niet bevoegd is van het hoger beroep kennis te nemen, tenzij zou moeten worden gezegd dat de TRP een zodanige verwantschap heeft met de op genoemde bijlage geplaatste dan wel anderszins aan de Raad toebedeelde wetten en regelingen, dat aan de Raad desondanks de bevoegdheid zou dienen toe te komen in hoger beroep te oordelen over het geschil. Naar het oordeel van de Raad doet deze situatie zich hier voor. De onderhavige regeling vertoont duidelijke aanknopingspunten met de wetten en regelingen op het gebied van (bijstands)uitkeringen welke tot de rechtsmacht van deze Raad behoren.
5. Ten aanzien van het eigenlijke geschil in hoger beroep overweegt de Raad als volgt.
5.1. De TRP is een regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 december 2006. De regeling is getroffen om tegemoet te komen aan de door de Tweede Kamer geuite wens een regeling te treffen voor een groep mensen die gescheiden is voor 27 november 1981 en geen gebruik kan maken van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. De regeling hield in dat, als aan een aantal vereisten was voldaan, een rechthebbende in aanmerking kwam voor een eenmalige tegemoetkoming van € 4.500,–. Eén van de voorwaarden waaraan moest zijn voldaan, was dat de aanvraag tussen 1 juli 2007 en 1 oktober 2007 diende te worden ingezonden. Het (standaard) aanvraagformulier werd door de Svb ter beschikking gesteld. Omdat de technische uitvoerbaarheid te wensen overliet, is bij de Regeling van 27 augustus 2007 bepaald dat de aanvraag ingediend moest worden vóór 15 november 2007. De TRP is per 1 januari 2008 ingetrokken.
5.2. Ten einde zoveel mogelijk mensen te bereiken die (mogelijk) in aanmerking kwamen voor de eenmalige tegemoetkoming heeft de Svb een aantal acties ondernomen. Aan iedereen die recht had op een AOW-pensioen dan wel Anw-uitkering, wordt halfjaarlijks een informatieblad toegezonden. In het blad van januari 2007 en dat van juli 2007 is onder andere aandacht besteed aan de TRP. Hierin was vermeld dat in beginsel iedereen die (mogelijk) recht had op genoemde tegemoetkoming een aanvraagformulier toegestuurd zou krijgen, maar dat, indien een dergelijk formulier niet werd ontvangen, een mogelijk rechthebbende ook rechtstreeks contact kon opnemen met de Svb. Tevens heeft de Svb een persbericht verspreid over deze regeling. Dit heeft geleid tot publicaties in verschillende dagbladen en op internetsites. Ook op de internetsite van de Svb zelf heeft de informatie gestaan.
5.3. Daarnaast heeft de Svb, door een vergelijking van verschillende databanken van de Svb, het GBA en de belastingdienst, adressen verzameld van ongeveer 24.000 personen die recht hadden op deze tegemoetkoming. Aan deze personen is op 27 september 2007 (hierna: eerste mailing) een aanvraagformulier toegezonden, dat op grond van de TRP teruggezonden diende te worden vóór 15 november 2007. Deze termijn is door de Svb, na overleg met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verlengd tot 12 december 2007. Deze verlenging is slechts in interne richtlijnen bekendgemaakt.
5.4. Naderhand is gebleken dat er nog een groep was van personen die mogelijk voor een tegemoetkoming in aanmerking kwamen, maar die geen aanvraagformulier hadden ontvangen met de eerste mailing. Dit betrof een groep van ruim 2000 mensen. Aan hen is op 17 december 2007 (hierna: tweede mailing) alsnog een aanvraagformulier toegezonden. Bij de toezending is vermeld dat dit formulier, ondertekend, binnen vier weken, dat wil zeggen voor 14 januari 2008, moest worden teruggestuurd aan de Svb.
5.5. De Svb heeft aanvragen die zijn ontvangen na 12 december 2007 – voor de personen in de eerste mailing en de personen aan wie niet in een mailing een aanvraagformulier is toegezonden –, dan wel 14 januari 2008 – voor personen in de tweede mailing –, in beginsel afgewezen.
5.6. Een aantal rechtbanken heeft geoordeeld dat, nu de Svb tot tweemaal toe de indieningstermijn heeft verlengd, zonder dat de TRP zelf is aangepast, er sprake is van buitenwettelijk beleid, dat het fatale karakter van een wettelijke regeling ontbeert. Wil de uiterste aanvraagdatum een fataal karakter krijgen, dan moeten belanghebbenden tijdig zijn geïnformeerd hierover. De Svb heeft echter geen informatie verschaft waaruit af te leiden viel dat, indien de aanvraag niet uiterlijk op de genoemde datum was ontvangen, de aanvraag afgewezen zou worden. Derhalve kan een aanvraag niet vanwege een te late ontvangst worden afgewezen. De overige rechtbanken zijn tot het oordeel gekomen dat het verschuiven van de uiterste aanvraagdatum niet het fatale karakter van deze datum teniet heeft gedaan.
5.7. De Raad is van oordeel dat de vraag of er sprake is van een fatale termijn voor de indiening van de aanvraag bevestigend beantwoord dient te worden. Gezien de aard van de regeling en de tekst ervan kan niet anders dan geconstateerd worden dat de aanvragen voor de eenmalige tegemoetkoming uiterlijk op 15 november 2007 door de Svb hadden moeten zijn ontvangen. Uit de stukken blijkt dat voor deze datum was gekozen omdat alle betalingen dan nog in 2007 konden plaatsvinden. Dat de Svb deze uiterste aanvraagdatum uit coulance een aantal malen heeft verschoven, maakt niet dat geen sprake meer is van een fatale datum.
5.8. In de TRP is aan de Svb niet de bevoegdheid toegekend af te wijken van de uiterste aanvraagdatum. Naar uit de stukken en ter zitting is gebleken, en zoals hierboven reeds is aangegeven, heeft de Svb tweemaal de uiterste aanvraagdatum verschoven. Deze wijzigingen zijn niet gepubliceerd, zodat niet gesproken kan worden van beleidsregels. Zoals de Raad heeft geoordeeld in de uitspraak van 5 november 2008, LJN BG3717, dient in een dergelijk geval gesproken te worden van een bestendige gedragslijn. Een zodanige gedragslijn is op één lijn te stellen met een buitenwettelijk, begunstigend beleid. Naar vaste jurisprudentie – zie onder meer CRvB 3 augustus 2004, LJN AQ6598, en CRvB 29 maart 2005, LJN AT3544, – dient een dergelijk beleid door de bestuursrechter terughoudend te worden getoetst. Dit houdt in dat de aanwezigheid en de toepassing van dat beleid als een gegeven wordt aanvaard met dien verstande dat wordt getoetst of een zodanig beleid op consistente wijze is toegepast.
5.9. Het is de Raad niet gebleken dat de Svb deze gedragslijn niet op consistente wijze heeft toegepast. In alle, met onderhavig geding gevoegd behandelde, zaken is de aanvraag niet uiterlijk op de van belang zijnde fatale datum door de Svb ontvangen. In alle gevallen heeft de Svb om die reden de aanvraag afgewezen. Ter zitting heeft de Svb tevens, met cijfers onderbouwd, nader aangegeven in hoeveel gevallen een aanvraag is afgewezen omdat deze te laat was ingediend.
5.10. Niet in geding is dat aan appellant in de eerste mailing, op 27 september 2007, een dergelijk formulier is toegezonden door de Svb. Appellant had het aanvraagformulier voor 12 december 2007 moeten indienen.
5.11. Ten aanzien van de vraag of het aanvraagformulier voor 12 december 2007 is ingediend en zo nee, of de te late indiening verschoonbaar is, overweegt de Raad het volgende. De Raad is van oordeel dat aan de wijze van verzending verbonden risico’s voor rekening van de verzender dienen te komen. Dit brengt mee dat, als door de geadresseerde wordt gesteld dat het verzonden stuk niet of later is ontvangen, het op de weg van de verzender ligt de verzending aannemelijk te maken. Indien de verzender de verzending aannemelijk heeft gemaakt, ligt het op de weg van de geadresseerde om de ontvangst van het aanvraagformulier op een niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen.
De Svb stelt zich op het standpunt dat het aanvraagformulier na het einde van de termijn, namelijk op 25 januari 2008 is ontvangen. Het ligt dan op de weg van appellant zijn stelling dat het formulier tijdig is ingediend, aannemelijk te maken.
Appellant heeft het aanvraagformulier, gedateerd op 28 oktober 2007, niet per aangetekende post verzonden. Appellant stelt zich op het standpunt dat hij het formulier binnen twee weken na ontvangst ter post heeft bezorgd. Er dient zijns inziens naar het poststempel op de envelop te worden gekeken. Onder de gedingstukken bevindt zich geen retourenvelop met datumstempel. De Svb heeft dienaangaande uiteengezet dat de aanvraagformulieren van de mailing van 27 september 2007 zijn verzonden, vergezeld van een antwoordenvelop met antwoordnummer. Poststukken met een antwoordnummer worden niet gestempeld. De envelop kan dus geen uitsluitstel geven. De Raad is op grond van bovenstaande van oordeel dat appellant de tijdige verzending niet aannemelijk heeft gemaakt.
Met betrekking tot de vraag of de te late indiening van het aanvraagformulier verschoonbaar is omdat het formulier moet zijn zoek geraakt bij de post of bij de Svb, zoals appellant heeft gesteld, overweegt de Raad dat nu de datum van verzending niet aannemelijk is geworden, de Raad aan deze vraag niet toekomt.
5.12. Uit de overwegingen 5.1 tot en met 5.11 vloeit voort dat de rechtbank terecht het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard, zodat de aangevallen uitspraak bevestigd zal worden.
6. Voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2011.
(get.) M.M. van der Kade.