ECLI:NL:CRVB:2011:BP2519
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- G.J.H. Doornewaard
- J. Brand
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de hoogte van de WIA-uitkering van een WSW-werknemer
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de hoogte van zijn WIA-uitkering werd vastgesteld. Appellant, een WSW-werknemer, stelde dat hij recht had op een hogere uitkering omdat hij 36 uren per week werkzaam was, terwijl het Uwv en de rechtbank uitgingen van 30 uren per week. De rechtbank oordeelde dat de uitbreiding van de arbeidsomvang van appellant, die per 10 maart 2004 was doorgevoerd, geen realiteitswaarde had. Appellant had feitelijk nauwelijks invulling gegeven aan deze uitbreiding, en er was geen indicatiestelling ten grondslag aan deze wijziging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank dat appellant ongeschikt was om de werkzaamheden in de verhoogde omvang te verrichten, en dat deze uitbreiding bij de vaststelling van de hoogte van de uitkering buiten beschouwing moest blijven. De Raad volgde appellant niet in zijn argumenten dat de rechtbank buiten de omvang van het geschil was getreden en dat de toepassing van artikel 4 van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen onjuist was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep geen doel trof en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.