ECLI:NL:CRVB:2011:BP2515

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-835 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en Functionele Mogelijkheden Lijst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een WIA-uitkering toe te kennen, werd bevestigd. Appellant, die eerder werkzaam was als administratief/financieel medewerker, had zich ziekgemeld met psychische klachten na het faillissement van zijn werkgever. Het Uwv had in een besluit van 12 februari 2008 vastgesteld dat appellant per 4 december 2007 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en had daarom de WIA-uitkering geweigerd. Dit besluit werd later in een bezwaarprocedure door het Uwv bevestigd.

De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die door de bezwaarverzekeringsarts was opgesteld. Appellant was het niet eens met deze uitspraak en stelde in hoger beroep dat hij niet zelfredzaam was en dat er meer beperkingen in de FML opgenomen moesten worden. Hij voerde aan dat zijn psychische klachten niet goed waren onderzocht en dat er aanleiding was voor een urenbeperking.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en kwam tot de conclusie dat er geen nieuwe gronden waren aangevoerd die de eerdere oordelen konden weerleggen. De Raad stelde vast dat de informatie die appellant had ingediend niet specifiek genoeg was om tot een ander oordeel te komen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant, gezien zijn beperkingen, in staat was de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter G. van der Wiel, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 januari 2011.

Uitspraak

10/835 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 24 december 2009, 08/2084 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.E. Stam, advocaat te Zaandam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 17 december 2010 waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant was werkzaam als administratief/financieel medewerker voor 38 uur per week. Na faillissement van zijn ex-werkgever op 31 augustus 2004 heeft hij een WW-uitkering ontvangen. Op 6 december 2005 heeft appellant zich ziekgemeld met psychische klachten.
2. Bij besluit van 12 februari 2008 heeft het Uwv geweigerd aan appellant een WIA-uitkering toe te kennen omdat hij per 4 december 2007 minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.
3. Bij besluit van 30 mei 2008 is het bezwaar tegen het besluit van 12 februari 2008 ongegrond verklaard.
4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 30 mei 2008 ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat er geen aanleiding is te twijfelen aan de juistheid van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 14 mei 2008. De bezwaarverzekeringsarts heeft alle beschikbare gegevens bij zijn oordeel betrokken en de medische rapportages zijn naar behoren gemotiveerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen voor psychiatrisch onderzoek. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de bezwaararbeidsdeskundige alle signaleringen, die duiden op een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid bij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, in voldoende mate heeft besproken, zodat deze functies passend worden geacht.
5.1. Appellant heeft zich niet met de aangevallen uitspraak kunnen verenigen en heeft in hoger beroep primair aangevoerd dat hij niet zelfredzaam is en dat hij geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft. De behandeling voor zijn psychische klachten heeft niet geholpen. Appellant is somber, vermoeid en kan thuis helemaal niets. Appellant verzoekt de Raad een deskundige te benoemen. Subsidiair heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat er meer beperkingen in de FML opgenomen dienen te worden. Voor zijn rug- en heupklachten dienen beperkingen opgenomen te worden, evenals voor zijn klapvoet. De neurologische klachten aan het gelaat zijn niet goed onderzocht door de bezwaarverzekeringsarts. Daarnaast geeft het dagverhaal aanleiding om een urenbeperking aan te nemen.
5.2. Appellant heeft informatie over klapvoeten meegestuurd. Daarnaast heeft appellant een second opinion aangevraagd bij een neuroloog en aangegeven die nog te zullen inbrengen.
6.1. De Raad overweegt als volgt.
6.2. Met betrekking tot de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde medische beoordeling ziet de Raad geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank en hij stelt zich achter de overwegingen die de rechtbank in de aangevallen uitspraak aan dat oordeel ten grondslag heeft gelegd. In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe gronden naar voren gebracht. De in het vooruitzicht gestelde second opinion is niet ingebracht en de informatie over klapvoeten is algemeen van aard en niet toegespitst op de situatie van appellant op de datum hier in geding. Op basis hiervan kan de Raad niet tot het oordeel komen dat appellant geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft. Evenmin ziet de Raad hier een aanleiding in om appellant te volgen in zijn standpunt dat de FML niet juist is of dat een urenbeperking geïndiceerd is.
6.3. Evenals de rechtbank ziet de Raad geen aanleiding appellant te doen onderzoeken door een deskundige. De hiervoor noodzakelijke twijfel aan de volledigheid en juistheid van de door het Uwv vastgestelde medische situatie van appellant per 4 december 2007 en de hieruit per die datum voor hem voortvloeiende beperkingen ontbreekt.
6.4. Met de rechtbank - en op dezelfde gronden - is de Raad van oordeel dat appellant gelet op zijn beperkingen in staat is de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen.
7. Uit hetgeen in 6.2 tot en met 6.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2011.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) T.J. van der Torn.
NK