ECLI:NL:CRVB:2011:BP2216
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Greebe
- M.D.F. de Moor
- Rechtspraak.nl
Schorsing van WAO-uitkering op basis van inkomsten uit arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de WAO-uitkering van appellant geschorst, omdat er aanwijzingen waren dat hij vanaf 25 april 2007 inkomsten uit arbeid had genoten. Appellant was het niet eens met deze schorsing en had hiertegen bezwaar aangetekend, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
Tijdens de zitting op 5 januari 2011 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door M.L. Turnhout. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank, die de eerdere uitspraak van 7 juli 2010 bevestigde, overgenomen. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv terecht had gehandeld door de WAO-uitkering te schorsen, gezien de duidelijke aanwijzingen van arbeid en inkomsten. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangedragen die de Raad tot een ander oordeel konden brengen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv de redelijke termijn niet had overschreden bij de schorsing van de uitkering. De Raad concludeerde dat de schorsing van de WAO-uitkering terecht was en dat er geen aanleiding was voor een procesveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door M. Greebe, met M.D.F. de Moor als griffier.