ECLI:NL:CRVB:2011:BP2212

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6550 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 28 oktober 2009, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 20 maart 2008 vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid van appellante, die eerder tussen de 80 en 100% was, met ingang van 21 mei 2008 herzien werd naar 45 tot 55%. Appellante was het niet eens met deze herziening en had bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd door het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank onderschreef de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit van het Uwv.

In hoger beroep voerde appellante aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten en beperkingen en dat zij niet in staat was de functies te verrichten die aan de schatting ten grondslag lagen. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzekeringsgeneeskundig onderzoek als zorgvuldig beoordeeld en zag geen aanleiding om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen van appellante. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die de zaak in een ander licht zou kunnen plaatsen.

De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, geschikt waren voor appellante. De beroepsgrond van appellante dat de functie van chauffeur bijzonder vervoer niet geschikt was vanwege de vereiste concentratie, werd verworpen. De Raad oordeelde dat er geen bewijs was dat deze functie een bovennormaal concentratievermogen vereiste. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellante afgewezen en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/6550 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 28 oktober 2009, 09/285 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum: 26 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.M.M. Brouwer, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 januari 2011. Voor appellante verscheen mr. Brouwer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Turnhout.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 20 maart 2008 heeft het Uwv bepaald dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO), laatstelijk 80 tot 100%, met ingang van 21 mei 2008 wordt herzien naar 45 tot 55%.
1.2. Bij besluit van 4 december 2008 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 20 maart 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
3. In hoger beroep stelt appellante dat bij de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten en beperkingen en dat zij niet in staat is de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te verrichten.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. De Raad is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is geweest en ziet met de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en de volledigheid van de bij appellante vastgestelde beperkingen. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die een ander licht op de zaak werpt.
4.3. Verder is de Raad van oordeel dat het Uwv de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in voldoende mate heeft aangetoond. Met betrekking tot de beroepsgrond van appellante dat de functie chauffeur bijzonder vervoer (sbc-code 282101) niet geschikt is omdat zij zich in deze functie bovenmatig moet concentreren, verwijst de Raad naar de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 31 oktober 2008. In deze rapportage is uiteengezet dat waar appellante beperkt is voor werkzaamheden waarbij een sterke concentratie nodig is, wordt gedoeld op een bovennormaal waarde ten aanzien van het concentratievermogen. Deze uiteenzetting komt de Raad niet onjuist voor. Nu niet is gebleken dat in de functie chauffeur bijzonder vervoer een bovennormaal concentratievermogen vereist is, is ook deze functie terecht ten grondslag gelegd aan de onderhavige schatting.
5. Uit hetgeen onder 4.2 en 4.3 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2011.
(get.) M. Greebe.
(get.) M.D.F. de Moor.
NK