ECLI:NL:CRVB:2011:BP2212
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 28 oktober 2009, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 20 maart 2008 vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid van appellante, die eerder tussen de 80 en 100% was, met ingang van 21 mei 2008 herzien werd naar 45 tot 55%. Appellante was het niet eens met deze herziening en had bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd door het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank onderschreef de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit van het Uwv.
In hoger beroep voerde appellante aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten en beperkingen en dat zij niet in staat was de functies te verrichten die aan de schatting ten grondslag lagen. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzekeringsgeneeskundig onderzoek als zorgvuldig beoordeeld en zag geen aanleiding om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen van appellante. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die de zaak in een ander licht zou kunnen plaatsen.
De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende had aangetoond dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, geschikt waren voor appellante. De beroepsgrond van appellante dat de functie van chauffeur bijzonder vervoer niet geschikt was vanwege de vereiste concentratie, werd verworpen. De Raad oordeelde dat er geen bewijs was dat deze functie een bovennormaal concentratievermogen vereiste. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellante afgewezen en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.