ECLI:NL:CRVB:2011:BP2196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de arbeidsongeschiktheid van appellant
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2011, betreft het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv van 27 maart 2009, waarin werd vastgesteld dat hij niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid op 17 juli 2008 minder dan 35% was. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de geduide functies medisch geschikt waren voor appellant.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv voldoende heeft toegelicht dat de belasting in de functies van productiemedewerker voedingsmiddelen industrie, telefonist/receptionist en productiemedewerker textiel, de belastbaarheid van appellant, zoals vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), niet overschrijdt. De Raad wijst erop dat zowel de primaire arts als de bezwaarverzekeringsarts appellant hebben gezien en dat zij de klachten en medische informatie bij hun beoordeling hebben betrokken. De bezwaarverzekeringsarts heeft in haar rapportage van 23 maart 2008 uitgebreid ingegaan op de medische informatie en concludeert dat de primaire arts een duidelijk medisch beeld had van appellant.
De Raad ziet geen aanleiding voor een nader onderzoek, aangezien appellant in hoger beroep geen nieuwe onderbouwing van zijn medische beperkingen heeft gepresenteerd. De Raad is van oordeel dat de verkregen gegevens voldoende duidelijk zijn om tot een afgerond oordeel te komen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier.