[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2010, 09/1929 (hierna: aangevallen uitspraak)
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 12 januari 2011
Namens appellant heeft mr. G.A. Soebhag, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2010. Voor appellant is verschenen mr. Soebhag. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Dinç.
1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Appellant ontvangt sinds 2 juli 2007 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: WWB).
1.2. Op verzoek van het College heeft Aob Compaz een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht bij appellant ter vaststelling van zijn arbeidsmogelijkheden. Volgens het door Aob Compaz uitgebrachte advies van 11 september 2008 worden de door appellant ervaren rugklachten en de hieruit voortvloeiende beperkingen en handicaps bevestigd door onderzoek en is appellant aangewezen op arbeid, waarbij de belastbaarheid van zijn lage rug niet overschreden dient te worden. Het College heeft bij besluit van 25 september 2008, voor zover van belang, aan appellant meegedeeld dat hij zich aan de hem opgelegde arbeidsverplichtingen moet houden.
1.3. Bij besluit van 18 mei 2009 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het besluit van 25 september 2008 ongegrond verklaard, onder verwijzing naar een aanvullend advies van Aob Compaz van 24 april 2009.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 18 mei 2009 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat het advies van Aob Compaz zoals aangevuld op 24 april 2009 naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat daarop niet zou mogen worden afgegaan. De grond dat de arts van Aob Compaz ten onrechte de behandelend sector niet heeft geraadpleegd leidt niet tot deze conclusie. Hiervoor acht de rechtbank van belang dat is gebleken dat Aob Compaz de door appellant overgelegde medische informatie van de neuroloog E. Brusse, verbonden aan het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam, van 29 april 2008 bij de advisering heeft betrokken en dat uit deze informatie niet blijkt dat de behandelend sector een afwijkende visie heeft op de beperkingen van appellant.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Aangevoerd is dat aan het advies van Aob Compaz zodanige gebreken kleven, dat daarop niet zou mogen worden afgegaan en dat Aob de behandelend sector had moeten raadplegen. Voorts wordt verzocht een onafhankelijk deskundige in te schakelen. Daarbij heeft appellant met name een beroep gedaan op rapportages van F. Schreurs, revalidatiearts te Genk, België.
4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en maakt haar overwegingen tot de zijne. De Raad voegt hieraan toe dat de diagnose, alsmede de inschatting van de functiebeperkingen van appellant, van Schreurs in grote lijnen overeenkomt met die van de neuroloog Brugge. Schreurs doet daarbij echter tevens uitspraken over arbeids(on)geschiktheidspercentages, waaraan appellant de conclusie wenst te verbinden dat de arbeidsverplichtingen aan hem niet - onverkort - kunnen worden opgelegd. In de rapportage van Schreurs ontbreekt echter geheel vanuit welk arbeidsongeschiktheidsbegrip zijn uitspraken zijn gedaan. Gelet op de bovengenoemde congruentie van de medische bevindingen kan de Raad, in het licht van het thans voorliggende toetsingskader, aan de uitspraken van Schreurs niet de door appellant gewenste betekenis toekennen.
4.2. De Raad ziet voorts geen aanleiding om appellant door een onafhankelijk deskundige te doen onderzoeken. De hiervoor noodzakelijke twijfel aan de volledigheid en juistheid van de door het College vastgestelde medische situatie van appellant ontbreekt.
4.3. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J.R.K.A.M. Waasdorp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2011.
(get.) J.R.K.A.M. Waasdorp.