[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 december 2008, AW 07/2055 (hierna: aangevallen uitspraak),
het bestuur van de Vereniging Federatief Samenwerkingsverband Weer Samen Naar School regio 3801 (hierna: bestuur)
Datum uitspraak: 20 januari 2011
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. V.J.P. de Waal, rechtskundig adviseur te Rotterdam. Het bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Ideler-Ouwens, advocaat te Woerden.
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante was sinds 1 februari 2003 werkzaam bij de [naam vereniging]. Bij brief van 25 januari 2007 heeft het bestuur haar, op grond van artikel 4.7, aanhef en onder k, van de Collectieve arbeidsovereenkomst Primair Onderwijs (CAO PO), eervol ontslag verleend op grond van gewichtige redenen, bestaande uit een verstoorde arbeidsrelatie. Appellante heeft een bezwaarschrift tegen de ontslagbrief ingediend. Bij ongedateerd, op 24 april 2007 verzonden besluit (hierna: bestreden besluit) heeft het bestuur het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad overweegt ambtshalve als volgt.
3.1. Op grond van artikel 1 van de Ambtenarenwet is ambtenaar in de zin van deze wet degene die is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn. Tot de openbare dienst behoren volgens het tweede lid van deze bepaling alle diensten en bedrijven door de Staat en de openbare lichamen beheerd.
3.2. Zoals tot uitdrukking komt in de rechtspraak van de Raad (CRvB 6 september 2007, LJN BB4033), kan een privaatrechtelijke rechtspersoon tot de openbare dienst behoren indien op grond van de statuten blijkt van een overwegende invloed van de overheid op doelstelling, beheer en beleid.
3.2.1. Blijkens de statuten van de vereniging, zoals die van kracht waren ten tijde hier van belang, stelt de vereniging zich ten doel het vormen en in stand houden van een samenwerkingverband als bedoeld in artikel 18 van de Wet op het primair onderwijs. Daartoe wordt onder meer een zorgplan opgesteld, en vindt gezamenlijke besluitvorming plaats over de zorgmiddelen die de Centrale Dienst en de bij het samenwerkingsverband aangesloten speciale scholen van het Rijk ontvangen. De besluitvorming binnen de vereniging berust, behoudens voor zover aan andere organen toebedeeld, bij de algemene vergadering. Het aantal stemmen dat elk van de leden daarin heeft, is gerelateerd aan het leerlingenaantal op de betrokken instelling. Een (ruime) meerderheid van de leden wordt gevormd door instellingen voor bijzonder onderwijs.
3.2.2. De algemene vergadering benoemt ook de leden van het bestuur van de vereniging. Het bestuur beheert de centrale dienst van de vereniging, en benoemt, schorst en ontslaat het personeel, verbonden aan die centrale dienst.
3.3. De Raad stelt vast dat met het bovenstaande geen sprake is van een overwegende overheidsinvloed op doelstelling, beheer en beleid van de vereniging. De Raad is dan ook van oordeel dat de vereniging en de daartoe behorende Centrale Dienst niet kunnen worden gerekend tot de openbare dienst in de zin van artikel 1 van de Ambtenarenwet. Appellante was uit hoofde van haar dienstverband bij de vereniging dus geen ambtenaar in de zin van genoemde wet. Het bestreden besluit ontbeert daarmee een publiek-rechtelijke grondslag zodat dat besluit geen publiekrechtelijke rechtshandeling is en niet als besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. Tegen dat besluit staat dan ook geen beroep in de zin van artikel 8:2 van de Awb open. Een en ander is ten onrechte niet door de rechtbank onderkend. De rechtbank had zich ten aanzien van het bestreden besluit onbevoegd moeten verklaren. Met het oog op artikel 8:71 van de Awb stelt de Raad vast dat met betrekking tot het geschil dat partijen verdeeld houdt uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld.
4. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen en doen wat de rechtbank zou behoren te doen.
5. In het voorgaande vindt de Raad aanleiding om het bestuur op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep tot een bedrag van € 644,- aan kosten van rechtsbijstand en een bedrag van € 13,46 aan reiskosten, en in hoger beroep tot een bedrag van € 644,- aan kosten van rechtsbijstand en een bedrag van € 32,32 aan reiskosten.
De Centrale Raad van Beroep:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart de rechtbank onbevoegd inzake het bestreden besluit;
Veroordeelt het bestuur in de proceskosten van appellante in eerste aanleg tot een bedrag van € 657,46 en in hoger beroep tot een bedrag van € 676,32, (totaal: € 1.333,78) te betalen door de Vereniging Federatief Samenwerkingsverband Weer Samen naar School regio 3801;
Bepaalt dat de vereniging aan appellante het door haar in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 359,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en B.J. van de Griend en T. van Peijpe als leden, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2011.