[Appellante], wonende te [woonplaats] te Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2009, 08/4471 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 21 januari 2011
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2010. Voor appellante is verschenen B. Ahmed. De Svb heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
1.1. Appellante woont in Marokko en is vanaf 19 maart 1970 gehuwd geweest met [echtgenoot]. De echtgenoot van appellante, geboren [in] 1932, heeft vanaf 30 november 1979 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen. Hij is met behoud van die uitkering geremigreerd naar Marokko. Vanaf 1 juli 1997 heeft hij een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangen. [in] 2007 is hij in Marokko overleden. In juli 2008 heeft appellante aan de Svb verzocht om een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan haar toe te kennen.
1.2. Bij het bestreden besluit van 24 oktober 2008 heeft de Svb het besluit van 8 augustus 2008 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet (vrijwillig) verzekerd was voor de ANW.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 24 oktober 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. Zij heeft gesteld dat haar achtgenoot ten tijde van zijn overlijden vrijwillig verzekerd was ingevolge de ANW.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de ANW.
4.3. Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij op grond van deze bepaling niet verzekerd krachtens de ANW.
4.4. Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat haar echtgenoot zich vrijwillig verzekerd had ingevolge de ANW. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij twee nota’s in zake de vrijwillige verzekering over de jaren 2002 en 2003 overgelegd, waarop is vermeld “type verzekering: AWBZ vrijwillige verzekering.” De Raad is van oordeel dat – nog afgezien van het feit dat de nota’s niet zien op het jaar waarin de echtgenoot van appellante is overleden – de nota’s niet zien op de vrijwillige verzekering ingevolge de ANW. Uit onderzoek door de Svb is gebleken dat de echtgenoot van appellante in de jaren 2001 tot en met 2005 vrijwillig verzekerd is geweest ingevolge de AWBZ. Voor het overige is geen vrijwillige verzekering van de echtgenoot van appellante bekend bij de Svb. Dit betekent dat de echtgenoot van appellante op 24 november 2007 niet verzekerd was krachtens de ANW, zodat geen aanspraak kan bestaan op een nabestaandenuitkering ingevolge die wet.
4.5. Tot slot stelt de Raad vast dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering kan bestaan.
4.6. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar 21 januari 2011.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) M.A. van Amerongen
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.M. van der Kade en qualité de président, T.L. de Vries et E.E.V. Lenos comme membres, en présence de M.A. van Amerongen en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 21 janvier 2011.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.