ECLI:NL:CRVB:2011:BP1899

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4089 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW)

In deze zaak heeft appellante, wonende in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 17 juni 2010 haar beroep tegen de weigering van een nabestaandenuitkering door de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond had verklaard. De weigering was gebaseerd op het feit dat appellantes echtgenoot ten tijde van zijn overlijden op 29 december 2008 niet verzekerd was voor de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante had een nabestaandenuitkering aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot, die wel een ouderdomspensioen ontving op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW).

De Svb had op 31 maart 2009 de aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was voor de ANW. Appellante voerde aan dat haar echtgenoot nooit op de hoogte was gesteld van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren, wat door de Svb werd opgevat als een verzoek om postume toelating tot de vrijwillige verzekering. Dit verzoek werd echter afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de echtgenoot van appellante noch verplicht, noch vrijwillig verzekerd was voor de ANW en dat appellante geen aanspraak kon maken op een nabestaandenuitkering op basis van het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko.

In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten en voegde daaraan toe dat zij zich in een slechte financiële positie bevond en niet in staat was haar familie te onderhouden. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat de onwetendheid van de echtgenoot over de mogelijkheid tot vrijwillige verzekering niet relevant was voor de beslissing. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak bevestigd moest worden en dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

10/4089 ANW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2010, 09/4332 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 21 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 17 december 2010. Partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd in verband met het overlijden van haar [echtgenoot] op 29 december 2008. Appellantes echtgenoot ontving een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2. Bij besluit van 31 maart 2009 heeft de Svb appellante een nabestaandenuitkering geweigerd op de grond dat appellantes echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
1.3. In bezwaar heeft appellante naar voren gebracht dat haar echtgenoot nimmer bericht heeft ontvangen over de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren. Dit is door de Svb tevens opgevat als een verzoek om postume toelating tot de vrijwillige verzekering. Dit verzoek is bij besluit van 12 oktober 2009 afgewezen. Appellantes bezwaar daartegen is bij besluit van 28 januari 2010 ongegrond verklaard. Appellante heeft daartegen beroep en vervolgens hoger beroep ingesteld.
1.4. Bij het bestreden besluit van 14 augustus 2009 heeft de Svb zijn besluit van 31 maart 2009 tot weigering van een nabestaandenuitkering na bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat de echtgenoot van appellante noch verplicht, noch vrijwillig verzekerd was voor de ANW en dat appellante ook aan het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een nabestaandenuitkering kan ontlenen. De rechtbank heeft er daarbij op gewezen dat appellantes beroep tegen de weigering haar echtgenoot postuum toe te laten tot de vrijwillige verzekering, alsmede een nog lopend bezwaar van appellante tegen een besluit tot terugvordering van te veel betaalde AOW-uitkering, niet aan de orde zijn.
3. In hoger beroep heeft appellante naar voren gebracht dat zij zich in een slechte financiële positie bevindt en dat zij niet in staat is haar familie te onderhouden.
4.1. De Raad sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Partijen verschillen er niet over van mening dat appellantes echtgenoot niet verzekerd was voor de ANW. Appellante kan aan die wet derhalve geen aanspraak ontlenen. Hetgeen appellante heeft aangevoerd omtrent de onwetendheid van haar echtgenoot over de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren, zal aan de orde komen in de procedure over de weigering hem postuum toe te laten tot de vrijwillige verzekering.
4.2. Wat appellante naar voren heeft gebracht over haar financiële positie, kan aan het vorenstaande niet afdoen.
4.3. Het onder 4.1 en 4.2 overwogene leidt tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2011.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) M.A. van Amerongen.
IvR