ECLI:NL:CRVB:2011:BP1799

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1905 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van functies

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die een WIA-uitkering heeft aangevraagd na uitval door rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft zijn aanvraag afgewezen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Haarlem heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellant is van mening dat zijn rugklachten en allergieën zijn onderschat en dat hij meer beperkingen heeft dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is vastgelegd, vooral door een in juni 2009 vastgestelde chronisch depressieve stoornis. Hij verzoekt de Raad om een psychiater als deskundige te benoemen.

De Raad voor de Rechtspraak heeft het hoger beroep behandeld en het medisch onderzoek als zorgvuldig beoordeeld. De verzekeringsarts heeft in eerdere rapporten overtuigend gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om meer beperkingen aan te nemen dan in de FML zijn neergelegd. De Raad concludeert dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen, medisch geschikt zijn voor appellant. De mate van arbeidsongeschiktheid is terecht vastgesteld op minder dan 35% per 26 februari 2009.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 januari 2011.

Uitspraak

10/1905 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 2 maart 2010, 09/4946 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 21 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.M. Bonsen-Lemmers advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2010. Voor appellant is verschenen mr. Bonsen-Lemmers. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M.M. Sluijs.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is op 28 februari 2007 vanwege rugklachten uitgevallen voor zijn werkzaamheden als productiemedewerker.
1.2. Op de aanvraag van appellant om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft het Uwv bij besluit van 20 maart 2009 afwijzend beslist, omdat appellant per 26 februari 2009 minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Daaraan ligt het standpunt ten grondslag dat appellant met zijn medische beperkingen, vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), geschikt is voor het verrichten van werkzaamheden in passende functies. Het door appellant tegen dat besluit gemaakte bezwaar is door het Uwv bij besluit van 7 september 2009 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft, kort samengevat, de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat de rugklachten en de klachten ten gevolge van allergie zijn onderschat. Daarnaast heeft appellant gesteld dat hij beperkingen heeft in persoonlijk en sociaal functioneren ten gevolge van de chronisch depressieve stoornis die in juni 2009 is vastgesteld. Hij acht zich met name ten gevolge van zijn psychische klachten meer beperkt dan in de FML is vastgelegd. Appellant heeft de Raad verzocht om een psychiater als deskundige te benoemen.
3.2. Het Uwv heeft in verweer verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen, onder verwijzing naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 18 mei 2010.
4. De Raad heeft in hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden om tot een ander oordeel over het bestreden besluit te komen dan de rechtbank.
4.1. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geschied en dat in het rapport van de verzekeringsarts van 15 december 2008 en de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts van 6 en 14 augustus 2009 overtuigend is gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om meer beperkingen aan te nemen dan in de FML zijn neergelegd. Bij appellant is sprake van chronische pijnklachten bij hernia nuclei pulposi, die leiden tot beperkingen ten aanzien van zowel dynamische als statische rugbelasting. Ook is rekening gehouden met de allergieklachten van appellant. Gelet op het feit dat de verzekeringsarts in december 2008 bij onderzoek van de psyche geen bijzonderheden heeft vastgesteld en de motivering van de bezwaarverzekeringsarts die aan de hand van de beschikbare medische informatie van de huisarts en de psychiater van oordeel was dat er per datum in geding (26 februari 2009) geen aanleiding was om beperkingen in verband met depressieve klachten aan te nemen ziet de Raad geen aanleiding om te twijfelen aan de voor appellant vastgestelde belastbaarheid. Hierin ligt besloten dat de Raad geen deskundige zal benoemen.
4.2. Aldus uitgaande van de juistheid van de met betrekking tot appellant vastgestelde medische beperkingen is de Raad van oordeel dat de functies die uiteindelijk aan het bestreden besluit ten grondslag liggen, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als voor appellant in medisch opzicht geschikt dienen te worden aangemerkt. Gelet op de verdiensten in die functies is de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in de zin van de Wet WIA per 26 februari 2009 door het Uwv terecht gesteld op minder dan 35%.
5. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2011.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) T.J. van der Torn.
EK