ECLI:NL:CRVB:2011:BP1457

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-718 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellante, die als productiemedewerkster werkte, was sinds 20 maart 1997 arbeidsongeschikt door rug- en psychische klachten. Na een herziening van haar WAO-uitkering door het Uwv, waarbij haar arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 15 tot 25%, heeft appellante bezwaar gemaakt. De bezwaarverzekeringsarts concludeerde dat er geen medische argumenten waren om af te wijken van de vastgestelde belastbaarheid. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de schatting van de arbeidsongeschiktheid op een voldoende medische grondslag berustte.

In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere gronden, met de nadruk op haar psychische klachten. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde echter het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit zorgvuldig was en dat er geen bewijs was dat het Uwv de belastbaarheid van appellante had overschat. De functies die aan de schatting ten grondslag lagen, werden als medisch geschikt voor appellante beschouwd. De Raad besloot het hoger beroep te verwerpen en de aangevallen uitspraak te bevestigen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/718 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 24 december 2009, 07/1255 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 19 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft L. Öz hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 15 december 2010. Appellante en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Het Uwv is met voorafgaande kennisgeving eveneens niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante was laatstelijk werkzaam als productiemedewerkster voor gemiddeld 22,62 uur per week. Voor deze werkzaamheden is zij op 20 maart 1997 uitgevallen wegens rugklachten en psychische klachten.
1.2. Na het doorlopen van de wettelijke wachttijd is aan appellante met ingang van 19 maart 1998 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.3. Na medisch en arbeidskundig onderzoek in het kader van het aangepaste Schattingsbesluit heeft het Uwv bij besluit van 20 april 2007 de WAO-uitkering van appellante met ingang van 21 juni 2007 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid 15 tot 25%. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2. In de bezwaarfase is onderzoek verricht door bezwaarverzekeringsarts J.B. van der Heemst. Deze arts is bij de hoorzitting aanwezig geweest en heeft dossierstudie verricht, waarbij hij kennis heeft genomen van de door appellante overgelegde brief van de huisarts van 10 mei 2007 en de brief van 1 oktober 2007 van sociaal psychiatrisch verpleegkundige B. van Engelenburg. Na weging van de beschikbare medische gegevens heeft de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport van 10 oktober 2007 geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid van appellante, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 18 april 2007. Vervolgens heeft bezwaararbeidsdeskundige M. Kokenberg-van Loon de geselecteerde functies opnieuw beoordeeld en in een rapport van 25 oktober 2007 geconcludeerd dat één van de geduide functies komt te vervallen. Er blijven echter voldoende functies over om de schatting op te baseren, waarbij het verlies aan verdiencapaciteit 16,80% bedraagt. Dienovereenkomstig heeft het Uwv bij besluit van 29 oktober 2007 (hierna: bestreden besluit) zijn besluit van 20 april 2007 gehandhaafd.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank - kort samengevat - overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat het besluit op een voldoende medische grondslag berust. De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsartsen de door appellante naar voren gebrachte klachten bij hun beoordeling hebben betrokken. Appellante heeft in beroep geen medische informatie overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat zij meer beperkt is dan de verzekeringsartsen hebben vastgesteld. Met betrekking tot de aan de schatting ten grondslag gelegde functies heeft de rechtbank overwogen dat de signaleringen bij de geduide functies voldoende inzichtelijk en verifieerbaar zijn toegelicht in de arbeidskundige rapportage van 20 april 2007. De rechtbank is van oordeel dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies van productiemedewerker industrie (sbc-code 111180), productiemedewerker textiel (sbc-code 272043) en productiemedewerker metaal (sbc-code 111171) in medisch opzicht voor appellante geschikt te achten zijn.
4. In hoger beroep heeft de gemachtigde van appellante de in eerdere fasen van de procedure voorgedragen gronden in essentie herhaald. Deze komen erop neer dat appellante met name vanwege haar psychische klachten meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Dientengevolge acht appellante zich niet in staat om de geduide functies te verrichten.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. Wat betreft de medische grondslag van het bestreden besluit verenigt de Raad zich met het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die tot dat oordeel hebben geleid. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag berust op een zorgvuldig onderzoek. Tevens blijkt naar het oordeel van de Raad uit de in het dossier aanwezige medische gegevens niet dat het Uwv de belastbaarheid van appellante heeft overschat. Appellante heeft ook in hoger beroep geen medische gegevens overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt dat het Uwv haar (psychische) belastbaarheid heeft overschat.
5.3. Tevens is de Raad, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, van oordeel dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellante in medisch opzicht geschikt te achten zijn.
5.4. Uit de overwegingen 5.2 en 5.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2011.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) T.J. van der Torn.
TM