ECLI:NL:CRVB:2011:BP1454
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- T.J. van der Torn
- Rechtspraak.nl
Bepaling van proceskosten in bezwaar bij Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 2 februari 2010. De rechtbank had geoordeeld dat er drie bezwaarprocedures waren gevoerd namens de betrokkene, wat leidde tot een vergoeding van de kosten in bezwaar van € 966,-. De Raad heeft het hoger beroep behandeld op 15 december 2010, waarbij de gemachtigde van het Uwv, mr. D.R. Abdoelhak, aanwezig was, terwijl de betrokkene niet verscheen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank bij de vaststelling van de proceskosten in bezwaar een juiste toepassing heeft gegeven aan het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De Raad heeft echter ook opgemerkt dat de gemachtigde van de betrokkene in de bezwaarfase slechts twee proceshandelingen heeft verricht, die elk één procespunt vertegenwoordigen. Dit betreft het indienen van twee bezwaarschriften, waarvan één gericht was tegen de beëindiging van de WW-uitkering en de andere tegen de invordering van de terugvordering.
Uiteindelijk heeft de Raad besloten dat de kosten voor verleende rechtsbijstand in bezwaar moeten worden vastgesteld op € 644,-, en heeft de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten, vernietigd. De uitspraak benadrukt het belang van het aantal ingediende geschriften bij de bepaling van proceshandelingen, in plaats van het aantal besluiten waarop deze geschriften betrekking hebben.