ECLI:NL:CRVB:2011:BP1454

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1622 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van proceskosten in bezwaar bij Werkloosheidswet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 2 februari 2010. De rechtbank had geoordeeld dat er drie bezwaarprocedures waren gevoerd namens de betrokkene, wat leidde tot een vergoeding van de kosten in bezwaar van € 966,-. De Raad heeft het hoger beroep behandeld op 15 december 2010, waarbij de gemachtigde van het Uwv, mr. D.R. Abdoelhak, aanwezig was, terwijl de betrokkene niet verscheen.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank bij de vaststelling van de proceskosten in bezwaar een juiste toepassing heeft gegeven aan het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De Raad heeft echter ook opgemerkt dat de gemachtigde van de betrokkene in de bezwaarfase slechts twee proceshandelingen heeft verricht, die elk één procespunt vertegenwoordigen. Dit betreft het indienen van twee bezwaarschriften, waarvan één gericht was tegen de beëindiging van de WW-uitkering en de andere tegen de invordering van de terugvordering.

Uiteindelijk heeft de Raad besloten dat de kosten voor verleende rechtsbijstand in bezwaar moeten worden vastgesteld op € 644,-, en heeft de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten, vernietigd. De uitspraak benadrukt het belang van het aantal ingediende geschriften bij de bepaling van proceshandelingen, in plaats van het aantal besluiten waarop deze geschriften betrekking hebben.

Uitspraak

10/1622 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 2 februari 2010, 08/2428 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene).
Datum uitspraak: 19 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 15 december 2010. Namens het Uwv is verschenen mr. D.R. Abdoelhak. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat drie bezwaarprocedures zijn gevoerd namens betrokkene, hetgeen een vergoeding van de kosten in bezwaar rechtvaardigt van € 966,-. De omstandigheid dat de bezwaren tegen de twee besluiten van 7 april 2008 in één brief zijn vervat, doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
2. Het geding in hoger beroep beperkt zich tot de vraag of de rechtbank met de vaststelling van de kosten in de bezwaarfase op € 966,- een juiste toepassing heeft gegeven aan het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Appellant heeft in verband met de hoogte van de door de rechtbank vastgestelde kosten in bezwaar gewezen op de omstandigheid dat de gemachtigde van betrokkene in de bezwaarfase slechts twee ingevolge het Bpb voor vergoeding in aanmerking komende proceshandelingen heeft verricht, die met inachtneming van de bijlage behorende bij het Bpb ieder één procespunt vertegenwoordigen, te weten het indienen van twee bezwaarschriften. Dit betreft één bezwaarschrift, gericht tegen zowel een besluit van 7 april 2008 inzake de beëindiging van de uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) van betrokkene als een besluit van eveneens 7 april 2008 inzake de terugvordering van de aan betrokkene onverschuldigd betaalde WW-uitkering. Namens betrokkene is een tweede bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van 7 mei 2008 inzake de invordering van de terugvordering.
4. Met het Uwv is de Raad van oordeel dat ter bepaling van het aantal proceshandelingen het aantal ingediende geschriften in beginsel doorslaggevend is, en niet het aantal besluiten waarop één geschrift betrekking heeft. De Raad ziet geen aanleiding om hiervan in het onderhavige geval af te wijken. Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, niet in stand kan blijven. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad de kosten voor verleende rechtsbijstand in bezwaar vaststellen op
€ 644,-.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
Bepaalt dat de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar worden vastgesteld op € 644,- .
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2011.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) T.J. van der Torn.
KR