ECLI:NL:CRVB:2010:BP7569

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/4679 AW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke geschil tussen het Academisch Medisch Centrum en een medewerker

Op 15 oktober 2010 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van de Raad van Bestuur van het Academisch Medisch Centrum (AMC) tegen een medewerker. De voorzieningenrechter, M.C. Bruning, heeft het verzoek afgewezen. De zaak betreft een disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag die aan de medewerker was opgelegd wegens excessief gebruik van telefoonlijnen van het AMC voor het bellen naar 09XX-nummers. Dit gebruik leidde tot extreem hoge gesprekskosten, wat aanleiding gaf tot een onderzoek door BN Bedrijfsrecherche Nederland B.V. De bevindingen van dit onderzoek leidden tot het bestreden besluit van 8 juli 2009, dat later werd gehandhaafd bij een besluit op bezwaar op 24 november 2009.

De rechtbank had eerder het beroep van de medewerker tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het besluit vernietigd, omdat niet voldoende bewijs was geleverd dat de medewerker het verweten plichtsverzuim had gepleegd. De Raad van Bestuur van het AMC ging in hoger beroep en vroeg om een voorlopige voorziening om de werking van de eerdere uitspraak te schorsen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bewijs was dat de medewerker betrokken was bij het bellen naar de 09XX-nummers vanuit de controlekamer en regelkamer van het AMC. De medewerker moest het bewijs ontkrachten dat door de verzoeker was aangedragen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het spoedeisend belang van de verzoeker was komen te ontvallen, omdat de medewerker niet terug kon keren in zijn functie totdat de bodemprocedure was afgerond. De verzoeker kon een nieuwe beslissing op bezwaar nemen en moest de uitspraak in het hoger beroep afwachten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldig bewijs in bestuursrechtelijke procedures en de rol van voorlopige voorzieningen in dergelijke geschillen.

Uitspraak

CENTRALE RAAD VAN BEROEP
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op 15 oktober 2010 van de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep
Zitting heeft: M.C. Bruning, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier.
10/4679 A W-VV
Uitspraak inzake het verzoek om voorlopige voorziening van de Raad van Bestuur van het Academisch Medisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam (hierna: verzoeker) in verband met het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 26 juli 2010, 10/122, (hierna: aangevallen uitspraak) in het geding tussen [betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene), en verzoeker.
Het verzoek om voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van 15 oktober 2010. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.G. Beukenkamp, mr. F.A.M. Rethans, P.V. Rigter en in D.J.P. Huigen, allen werkzaam bij het Academisch Medisch Centrum. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. A. Lange, werkzaam bij ABVAKABO FNV.
De beslissing luidt:
Wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze beslissing is als volgt gemotiveerd.
1. Betrokkene was werkzaam als medewerker technische bedrijfsvoering A bij het Energiebedrijf van het Academisch Medisch Centrum (hierna: AMC). Nadat was gebleken dat de gesprekskosten over de maand mei 2009 van de telefoon in de controlekamer van het Energiebedrijf en de gesprekskosten gemaakt op 30 april en 1 mei 2009 van de telefoon in de regelkamer extreem hoog waren heeft verzoeker BN Bedrijfsrecherche Nederland B. V. een onderzoek laten instellen naar de oorzaak van de uitzonderlijk hoge telefoonkosten. De bevindingen van dit onderzoek hebben geleid tot het besluit van 8 juli 2009, gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 24 november 2009 (hierna: bestreden besluit), waarbij betrokkene de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag is opgelegd. Het aan betrokkene verweten plichtsverzuim bestaat - voor zover in hoger beroep (nog) van belang - uit het tijdens zijn diensten excessief gebruik maken van de telefoonlijnen van het AMC om, op kosten van het AMC, 09XX-nummers te bellen.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak (LJN BN7668) het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Naar het oordeel van de rechtbank is niet voldoende komen vast te staan dat betrokkene het hem verweten plichtsverzuim inderdaad heeft gepleegd. Verzoeker zal hetzij nader onderzoek moeten doen verrichten op grond waarvan onomstotelijk kan worden vastgesteld dat betrokkene de hem verweten gedragingen verwijtbaar heeft gepleegd hetzij betrokkene in zijn functie moeten herstellen, aldus de rechtbank.
3. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak en tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan. Het verzoek strekt ertoe de werking van de aangevallen uitspraak te schorsen totdat door de Raad in de bodemprocedure zal zijn beslist. Verzoeker wenst betrokkene onder geen beding meer toe te laten tot het werk.
4. Bij brief van 11 oktober 2010 heeft verzoeker de Raad bericht dat nader onderzoek is gedaan naar het telefoongebruik vanuit de controlekamer en de regelkamer van het AMC. Volgens verzoeker blijkt uit het onderzoek dat de opbrengst van de 09XX-betaalnummers is uitbetaald aan de eigenaar van de website [naam website] en dat betrokkene de eigenaar is van die website.
5. Op grond van de resultaten van het onder 1 en onder 4 vermelde (nader) onderzoek - in het bijzonder gelet op de inmiddels gebleken connectie tussen de uit de controlekamer en regelkamer van het AMC gepleegde telefoongesprekken en betrokkene, aan wie de opbrengst van die telefoongesprekken kennelijk ten goede kwam - is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid komen vast te staan dat het betrokkene is geweest die vanuit de controlekamer en regelkamer van het AMC heeft gebeld met evenbedoelde 09XX-nummers. Het is aan betrokkene om het door verzoeker aangedragen bewijs te ontkrachten.
6. Met het onder 4 vermelde nader onderzoek heeft verzoeker voldaan aan de opdracht van de rechtbank om nader onderzoek te doen verrichten. Het door verzoeker aangeduide (spoedeisend) belang is gelegen in de onwenselijkheid van terugkeer van betrokkene in zijn functie. Nu verzoeker het door de rechtbank noodzakelijk geachte nader onderzoek heeft verricht is terugkeer van betrokkene in zijn functie (thans) niet aan de orde. Verzoeker kan ter uitvoering van de aangevallen uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar nemen en de uitspraak op het hoger beroep afwachten. Dat betekent dat het spoedeisend belang inmiddels is komen te ontvallen aan de door verzoeker gevraagde voorlopige voorziening.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 15 oktober 2010
De griffier De voorzieningenrechter,
K. Moaddine M.C. Bruning.