[Appellant], wonende te [woonplaats], België (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 augustus 2008, 07/304 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 17 december 2010
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2010. Appellant is in persoon verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.
1.1. Bij formulier gedagtekend 20 april 2006 heeft appellant, geboren op [in] 1940, een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Door appellant is aangegeven dat hij en zijn echtgenote op
5 juli 1996 naar België zijn verhuisd. Sinds 2003, later gecorrigeerd tot 2000, zijn appellant en zijn echtgenote in het genot van een lijfrente van Interpolis. Appellant merkt op dat hij altijd belasting heeft betaald in Nederland.
1.2. Bij besluit van 22 september 2006 is aan appellant met ingang van mei 2005 een uitkering ingevolge de AOW toegekend, waarbij een korting is toegepast van 16% wegens, afgerond, acht niet-verzekerde jaren. Tevens is aan appellant een toeslag toegekend waarbij eveneens een korting van 16% is toegepast wegens, afgerond, acht niet-verzekerde jaren van zijn echtgenote.
2.1. Bij brief gedateerd 28 oktober 2006 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 september 2006. Opgemerkt wordt onder meer dat appellant in België nooit een inkomen heeft gehad en dat hij heeft geleefd van de verkoop van zijn huis in 1998.
2.2. Bij besluit van 6 december 2006, hierna: bestreden besluit, is het bezwaar ongegrond verklaard. Opgemerkt wordt dat de niet-verzekerde perioden niet worden bestreden. De toegepaste bepalingen zijn van dwingendrechtelijke aard, zodat het de Svb niet is toegestaan daarvan af te wijken, óók niet indien de sociale en financiële omstandigheden van de verzekerde daar mogelijk wel aanleiding toe zouden geven.
3.1. Bij brief van 12 januari 2007 heeft appellant beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Opgemerkt wordt dat appellant van zijn lijfrenteuitkering vanaf 2000 belasting betaalt in Nederland.
3.2. In verweer is door de Svb onder meer naar voren gebracht dat appellant heeft aangegeven op 1 juni 1996 te zijn gestopt met zijn werkzaamheden in Nederland. Hij is dan ook niet op grond van artikel 6 van de AOW verzekerd. De uitkering ingevolge de lijfrentepolis is geen uitkering op grond waarvan appellant onder de uitbreiding van de kring van verzekerden valt. Ook anderszins zijn er in de situatie van appellant geen mogelijkheden waardoor hij onder de uitbreiding van de kring van verzekerden valt.
3.3. Ter zitting van de rechtbank heeft appellant verklaard vanaf zijn vertrek naar België in juli 1996 tot het jaar 2000 geen inkomsten te hebben gehad en ook geen sociale lasten te hebben betaald. Vanaf 2000 zijn er wel sociale premies betaald.
3.4. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep heeft appellant als grond aangevoerd dat hij van zijn lijfrente in Nederland belasting heeft betaald. Zou hij in België belasting hebben betaald dan zou hij daar recht gehad hebben op een pensioen.
5.1. Het gaat in het onderhavige geding om de beantwoording van de vraag of de Svb de uitkering van appellant ingevolge de AOW, en de daarbij behorende toeslag, met recht met 16% heeft gekort wegens, afgerond, of acht niet-verzekerde jaren.
5.2. De Raad is met de Svb, en de rechtbank, van oordeel dat appellant en zijn echtgenote, vanaf de verhuizing naar België op 5 juli 1996, niet (meer) verzekerd waren op grond van de AOW. Het feit dat appellant en zijn echtgenote vanaf het jaar 2000 wel AOW-premie zouden hebben betaald kan daar niet aan afdoen, nu het enkele feit dat er premie is betaald niet tot verzekering voor de AOW kan leiden.
5.3. De Raad concludeert dat het hoger beroep vergeefs is ingesteld.
5.4. De Raad acht geen termen om één van de partijen te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75, van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon als voorzitter en J.P.M. Zeijen en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2010.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.