ECLI:NL:CRVB:2010:BO9952

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3584 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van geduide functies met voorspelbare werksituatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin de herziening van zijn WAO-uitkering aan de orde is. Appellant ontving aanvankelijk een WAO-uitkering van 80-100%, maar deze werd per 30 juni 2008 herzien naar 35-45%. Het Uwv heeft het bezwaar van appellant gegrond verklaard en de arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 45-55%. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medische onderzoek niet onzorgvuldig was en dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende informatie had verzameld.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft en dat de geduide functies niet voldoen aan de voorwaarde van een voorspelbare werksituatie. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bevatten en dat er geen medische informatie is overgelegd die tot een ander oordeel moet leiden. De bezwaarverzekeringsarts heeft de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangepast en bevestigd dat de geselecteerde functies voldoen aan de voorwaarden.

De Raad heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, aangezien de geschiktheid van de geduide functies pas in hoger beroep is toegelicht. De totale proceskosten zijn begroot op € 966,=, inclusief het griffierecht van € 149,= dat het Uwv aan appellant moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 24 december 2010.

Uitspraak

09/3584 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 26 mei 2009, 08/992 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2010. Appellant is, zoals hij had bericht, niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. P. Belopavlovic.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant ontving een WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Bij besluit van 8 mei 2008 is deze uitkering met ingang van 30 juni 2008 herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45%.
1.2. Bij besluit op bezwaar van 30 oktober 2008 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen ingediende bezwaar gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant vastgesteld op 45-55%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen dat besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het medische onderzoek niet onzorgvuldig was. De bezwaarverzekeringsarts heeft getracht informatie bij de behandelaar op te vragen maar dat is niet gelukt. Appellant had deze informatie desgewenst zelf kunnen inbrengen. Uit de door appellant in bezwaar overgelegde informatie van dr. D.J. Schakel zijn niet meer of andere beperkingen af te leiden dan waarmee door de bezwaarverzekeringsarts rekening is gehouden. De in de voorgehouden functies voorkomende belasting overschrijdt appellants mogelijkheden niet; het gaat met name om functies waarin een voorspelbare werksituatie centraal staat. Wat betreft de kosten van de door appellant in bezwaar ingeschakelde deskundige Schakel is de rechtbank van oordeel dat het Uwv deze niet bij zijn besluitvorming heeft behoeven te betrekken omdat deze kosten niet uitdrukkelijk in bezwaar zijn geclaimd en geen nota is overgelegd.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft en dat de bezwaarverzekeringsarts de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) had moeten aanpassen op het item voorspelbare werksituatie. De geduide functies voldoen niet aan deze voorwaarde. Hij stelt voorts dat hij de kosten van de deskundige wel tijdig geclaimd heeft.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De Raad voegt daar nog aan toe dat appellant ook in hoger beroep geen medische informatie heeft overgelegd die tot een ander oordeel moet leiden.
4.3. In hoger beroep heeft de bezwaarverzekeringsarts de FML aangepast en aangegeven dat appellant aangewezen is op functies met een voorspelbare werksituatie. Zowel hij als de bezwaararbeidsdeskundige hebben toegelicht dat de voor appellant geselecteerde functies aan deze voorwaarde voldoen. De Raad ziet geen reden deze toelichting niet te volgen.
4.4. Met betrekking tot de kosten van de door appellant in bezwaar ingeschakelde deskundige onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank.
5. Het hoger beroep slaagt niet.
6. De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep aangezien eerst in hoger beroep is toegelicht dat de geduide functies (ook) op het punt van een voorspelbare werksituatie voor appellant geschikt zijn. Deze kosten worden begroot op € 644,= voor verleende rechtsbijstand in beroep en op
€ 322,= voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 966,=.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 966,=, te betalen door het Uwv aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 149,= aan appellant vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en H.G. Lubberdink als leden in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.L. de Gier.
KR