ECLI:NL:CRVB:2010:BO9951
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Weigering van ziekengeld en geschiktheid voor werk in het kader van de WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 3 december 2009, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant ontving naast een gedeeltelijke WAO-uitkering ook een WW-uitkering en heeft zich op 29 december 2008 ziek gemeld, waarna hem een ZW-uitkering werd verstrekt. Deze uitkering werd echter per 9 februari 2009 beëindigd omdat het Uwv van mening was dat appellant zijn werk weer kon verrichten. Appellant ging hiertegen in bezwaar, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond op 27 maart 2009.
De rechtbank oordeelde dat appellant op de datum van beëindiging van de ZW-uitkering, ondanks zijn klachten, in staat was om zijn werk te verrichten. Appellant voerde in hoger beroep aan dat de rechtbank ten onrechte zijn argumenten niet had gevolgd, en dat de situatie die leidde tot zijn dagbehandeling van mei tot juli 2009 zich ook al op 9 februari 2009 voordeed. Hij overhandigde ter ondersteuning van zijn standpunt een verpleegkundige rapportage en een brief van PsyQ.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep in wezen een herhaling waren van wat hij eerder had aangevoerd. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat de door appellant overgelegde informatie niet leidde tot een andere conclusie. De verpleegkundige rapportage had geen betrekking op de relevante datum en de brief van PsyQ bood onvoldoende duidelijkheid over de aard van de klachten. Het hoger beroep werd dan ook afgewezen en de rechtbank uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.