ECLI:NL:CRVB:2010:BO9612

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/3452 WIA + 10/3454 ZW + 10/3455 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WIA en ZW door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, een verzoek tot herziening ingediend bij de Centrale Raad van Beroep. Dit verzoek was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 19 mei 2010, waarin de aanspraken van verzoeker op het gebied van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en de Ziektewet (ZW) niet naar behoren zouden zijn erkend. Verzoeker stelde dat er sprake was van evidente onjuistheid en foutieve uitleg van de jurisprudentie, en dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.

Tijdens de zitting op 15 december 2010 heeft de Raad vastgesteld dat het verzoek om herziening niet kon worden ingewilligd. De Raad oordeelde dat verzoeker in feite opnieuw de verzekeringsgeneeskundige beoordeling aan de orde wilde stellen, wat niet mogelijk was in het kader van de herzieningsprocedure, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De Raad heeft geconcludeerd dat er in het verzoekschrift geen nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid was aangetoond die onder artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) viel.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en A.A.H. Schifferstein als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 december 2010, met M.A. van Amerongen als griffier.

Uitspraak

10/3452 WIA + 10/3454 ZW + 10/3455 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 mei 2010, 09/2636, 09/2637 en 09/4143, (hierna: bestreden uitspraak),
in het geding in hoger beroep tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 29 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2010, waar namens verzoeker is verschenen mr. De Jonge. Het Uwv heeft zich met voorafgaand bericht niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Verzoeker heeft verzocht om “herziening op grond van evidente onjuistheid, foutieve uitleg van de jurisprudentie en in verband daarmede naar zijn mening van nieuwe feiten en omstandigheden”. Verzoeker is van mening dat zijn aanspraken bij de bestreden uitspraak niet naar behoren zijn erkend. Gelet op het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting komt het standpunt van verzoeker - samengevat weergegeven - erop neer dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet naar behoren heeft plaatsgevonden en dat dit pas duidelijk is geworden nadat de Raad in hoger beroep uitspraak heeft gedaan.
2.1. De Raad stelt vast dat het standpunt van verzoeker er in feite op neerkomt dat hij in het kader van de herzieningsprocedure op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) opnieuw de verzekeringsgeneeskundige beoordeling aan de orde wil stellen.
2.2. De Raad overweegt dat de door verzoeker gewenste hernieuwde discussie over de betrokken zaak en de juistheid van de bestreden uitspraak in de onderhavige herzieningsprocedure niet kan worden gevoerd, tenzij sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb.
2.3. De Raad acht echter in het verzoekschrift geen nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb gelegen. Daarom dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
3. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en A.A.H. Schifferstein als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
29 december 2010.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) M.A. van Amerongen.
JL