ECLI:NL:CRVB:2010:BO9336

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-7013 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om vergoeding van herstelkosten door lekkage in serre

In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 26 november 2009 is genomen. Appellant, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), had een aanvraag ingediend voor een verhoging van zijn vergoeding voor deelname aan het maatschappelijke verkeer. Dit was bedoeld om de kosten van herstel van schade aan zijn woning, specifiek in de aan de woning aangebouwde serre, te dekken. De schade was ontstaan door lekkage, en appellant stelde dat deze kosten niet tot het normale levens- en bestedingspatroon behoren, maar extra kosten zijn die voortvloeien uit zijn situatie als vervolgingsslachtoffer.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 december 2010 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de kosten van het herstel van de schade in de serre, en mogelijk elders in de woning, behoren tot het normale levens- en bestedingspatroon. Deze kosten kunnen niet worden aangemerkt als extra kosten die door of in verband met de vervolging zijn ontstaan of verergerd, zoals bedoeld in de artikelen 20 en 21 van de Wuv. De Raad wees erop dat de psychische klachten van appellants echtgenote, die als burger-oorlogsslachtoffer is erkend, niet relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag, omdat deze klachten niet in verband kunnen worden gebracht met de vervolging van appellant zelf.

De Raad concludeerde dat het beroep van appellant ongegrond is en dat er geen termen aanwezig zijn voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

09/7013 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster).
Datum uitspraak: 16 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 26 november 2009, kenmerk BZ 48705, JZ/V60/2009, ten aanzien van appellant genomen besluit (hierna: bestreden besluit) ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: Wuv).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2010. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellant ontvangt op grond van de Wuv een periodieke uitkering en vergoedingen voor deelname aan het maatschappelijke verkeer en vervoer voor het onderhouden van sociale contacten.
1.3. In mei 2009 heeft appellant een aanvraag ingediend die erop was gericht om, door middel van verhoging van zijn vergoeding voor deelname aan het maatschappelijk verkeer, vergoeding te verkrijgen van de kosten van herstel van de in de aan zijn woning aangebouwde serre opgetreden schade als gevolg van een lekkage.
1.4. Bij besluit van 3 september 2009, zoals na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, is de aanvraag van appellant afgewezen op de grond dat de kosten waarvan vergoeding werd gevraagd behoren tot het normale levens- en bestedingspatroon en als zodanig niet kunnen worden aangemerkt als extra of bijzondere kosten in de zin van de artikelen 20 en/of 21 van de Wuv.
2.1. Appellant kan zich niet verenigen met de bestreden besluitvorming. Hij stelt - onder meer - dat de serre noodzakelijk is omdat de seniorenwoning waarin hij en zijn echtgenote wonen zonder de serre te klein is voor het onderhouden van sociale contacten en deelname aan het maatschappelijk verkeer. Omdat de serre door de bewoners zelf is aangebouwd kan appellant de verhuurder van de woning niet aanspreken en over een deze schade dekkende verzekering beschikt appellant niet. Appellant stelt dat hij recht heeft op vergoeding van de schadekosten omdat deze kosten voortvloeien uit het feit dat hij gedwongen was te verhuizen van een grotere woning in een onveilige buurt naar deze kleine, in een rustige omgeving gelegen seniorenwoning. Dit in verband met de oorlogsgerelateerde psychische klachten van zijn echtgenote, die is erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945.
2.2. Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De Raad overweegt het volgende.
3.1. De artikelen 20 en 21 van de Wuv bieden de mogelijkheid aan uitkeringsgerechtigden een vergoeding of tegemoetkoming toe te kennen als sprake is van extra kosten, die door of in verband met de vervolging zijn ontstaan of verergerd. Kosten die behoren tot het normale levens- en bestedingspatroon kunnen niet worden aangemerkt als extra kosten in de zin van de Wuv.
3.2. De Raad is met verweerster van oordeel dat de kosten van het herstel van door wateroverlast geleden schade in de serre (of elders in huis) tot het normale levens- en bestedingspatroon behoren en niet kunnen worden beschouwd als extra kosten die door of in verband met de vervolging zijn ontstaan of verergerd.
3.3. Het feit dat, zoals appellant stelt, de kosten voortvloeien uit de oorlogsgerelateerde psychische klachten van zijn echtgenote, omdat appellant en zijn echtgenote als gevolg daarvan genoodzaakt waren naar een kleinere woning te verhuizen, maakt dit niet anders. Nog daargelaten dat de psychische klachten van appellants echtgenote niet in verband kunnen worden gebracht met de vervolging van appellant zelf en alleen daarom al bij de toekenningen van voorzieningen op grond van de Wuv geen rol kunnen spelen, kan een serre in het algemeen niet worden aangemerkt als een gebruikelijke voorziening en het onderhoud daarvan en de reparaties daaraan evenmin als extra kosten in de zin van de Wuv.
3.4. Het vorenstaande betekent dat het beroep van appellant ongegrond verklaard moet worden.
4. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
IJ