ECLI:NL:CRVB:2010:BO9327

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6506 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor vergoeding van verhuis- en herinrichtingskosten op basis van de Wubo

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2010 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor een vergoeding van verhuis- en herinrichtingskosten door appellant, die erkend is als burger-oorlogsslachtoffer op basis van psychische invaliditeit. Appellant had eerder, in 1999, een vergoeding ontvangen voor verhuis- en herinrichtingskosten, maar zijn recente aanvraag werd afgewezen door de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De Raad overwoog dat de verhuizing van appellant medisch noodzakelijk was, gezien zijn psychische klachten, en dat artikel 32 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) geen ruimte biedt om de gevraagde vergoeding te weigeren.

De Raad stelde vast dat appellant, na een periode van samenwonen met zijn ex-echtgenote, opnieuw was verhuisd en dat deze verhuizing, gezien de tijdsverloop en de omstandigheden, niet als een bijzondere omstandigheid kon worden aangemerkt die tot een ander oordeel zou leiden. De Raad oordeelde dat de eerdere toekenning van de vergoeding niet betekende dat appellant geen recht had op een nieuwe vergoeding, gezien de stringente medische noodzaak die was vastgesteld door de geneeskundig adviseur.

Uiteindelijk vernietigde de Raad het bestreden besluit en verklaarde het beroep van appellant gegrond. De verweerster werd opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat verweerster het griffierecht van € 35,- aan appellant diende te vergoeden.

Uitspraak

09/6506 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 9 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 13 november 2009, kenmerk BZ 9188, JZ/O70/2009, ten aanzien van hem genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), verder: bestreden besluit.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2010. Daar is appellant niet verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Blijkens de gedingstukken is appellant, geboren in 1942, op grond van psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Bij besluit van 30 juni 1999 is appellant op grond van artikel 32 van de Wubo in aanmerking gebracht voor een vergoeding van verhuis- en herinrichtingskosten. Daartoe is destijds overwogen dat appellant na echtscheiding in een stacaravan is gaan wonen, maar dat hem wegens dreigende vereenzaming werd geadviseerd een woning te betrekken. Verweerster heeft de verhuizing op grond van de causale psychische klachten medisch noodzakelijk geacht.
1.2. Bij een vervolgaanvraag van februari 2009 heeft appellant wederom verzocht om toekenning van een vergoeding van verhuis- en herinrichtingskosten. In dat verband heeft appellant aangegeven dat hij, na het verlaten van de stacaravan, in het jaar 2000 naar zijn ex-vrouw is teruggekeerd om de relatie een nieuwe kans te geven. Uiteindelijk ontstonden er - na bijna 10 jaar - ernstige relationele problemen waardoor samenwonen niet meer mogelijk was en appellant zich genoodzaakt zag te verhuizen.
1.3. Verweerster heeft de aanvraag afgewezen bij besluit van 24 juli 2009, zoals na bezwaar gewijzigd bij het bestreden besluit, op de grond dat - samengevat - appellant al eerder in aanmerking is gebracht voor een voorziening voor verhuis- en herinrichtings-kosten en een dergelijke vergoeding éénmalig is.
2. De Raad overweegt als volgt.
2.1. Op grond van artikel 32 van de Wubo komen voor vergoeding in aanmerking - kort weergegeven - de extra ten laste van het burger-oorlogsslachtoffer blijvende kosten van medische voorzieningen die noodzakelijk zijn in verband met zijn oorlogsinvaliditeit. Naar vaste rechtspraak van de Raad dienen daartoe ook te worden gerekend andere voorzieningen die berusten op een stringente medische indicatie in verband met de causale ziekten of gebreken.
2.2. In het geval van appellant is het voor de Raad op grond van de voorhanden zijnde medische gegevens voldoende duidelijk dat voor de onderhavige verhuizing een stringente medische noodzaak bestond. Daarbij acht de Raad van belang dat de geneeskundig adviseur P. Windels op basis van nader verkregen informatie van de behandeld psycholoog-therapeut heeft geconcludeerd dat, gelet op de door de behandelaar beschreven relatieproblematiek, de verhuizing voor appellant medisch noodzakelijk is te achten op grond van zijn causale psychische klachten. Onder deze omstandigheden biedt artikel 32 van de Wubo geen ruimte om de gevraagde vergoeding van verhuis- en herinrichtingskosten vanuit de woning aan [het adres] te weigeren. Dat appellant (wederom) is verhuisd vanuit de woning van de ex-echtgenote acht de Raad, mede gezien het tijdsverloop sinds de vorige verhuizing, geen bijzonder omstandigheid die tot een ander oordeel zou kunnen leiden.
3. Gezien het voorgaande komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking en dient het beroep van appellant gegrond te worden verklaard. Verweerster zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het bestreden besluit;
Draagt verweerster op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
Bepaalt dat verweerster aan appellant het in dit geding betaalde griffierecht van € 35,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) C. de Blaeij.
HD