[ Appellante] wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 februari 2010, 09/592 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere (hierna: College)
Datum uitspraak: 21 december 2010
Namens appellante heeft mr. K.H. Zonneveld, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in het geding met reg.nr. 10/1250 WWB, plaatsgevonden op 20 oktober 2010, waar appellante is verschenen met bijstand van mr. Zonneveld en waar het College zich, zoals tevoren bericht, niet heeft laten vertegenwoordigen. Na sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In deze zaak wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft op 15 oktober 2007 bijzondere bijstand aangevraagd voor diverse kosten welke betrekking hebben op de jaren van 2002 tot en met 2007.
1.2. Bij besluit van 18 januari 2008 heeft het College aan appellante een bedrag van € 159,64 aan bijzondere bijstand toegekend voor de eigen bijdrage van tandartskosten. Met betrekking tot de overige kosten heeft het College de aanvraag afgewezen.
1.3. Bij besluit van 15 april 2009 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 18 januari 2008 ongegrond verklaard. Het College heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat in het geval van appellante geen sprake is van een zeer uitzonderlijk geval in de zin van het gemeentelijk beleid om bijzondere bijstand te verlenen voor kosten die betrekking hebben op perioden die meer dan twaalf maanden vóór de datum van aanvraag zijn gelegen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
15 april 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het College ten aanzien van aanvragen om bijzondere bijstand met terugwerkende kracht een beleid hanteert waarin is neergelegd dat bijzondere bijstand kan worden toegekend voor kosten die, zoals in dit geval al voldaan zijn en die gemaakt zijn in de periode van twaalf maanden voor een (eerste contact tot) aanvraag. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken en wordt bijzondere bijstand toegekend voor kosten die gemaakt zijn voorafgaande aan genoemde periode.
4.2. Niet in geschil is dat het in dit geval gaat om de toepassing van buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak van de Raad betekent dit dat de aanwezigheid en de toepassing van dat beleid als gegeven wordt aanvaard, met dien verstande dat wordt getoetst of dat beleid op consistente wijze is toegepast.
4.3. Appellante beroept zich er op dat in haar geval sprake is van een zeer uitzonderlijk geval in de zin van het beleid. Appellante heeft met name naar voren gebracht dat zij om psychische redenen niet in staat is geweest in eerdere jaren aanvragen in te dienen, omdat de confrontatie met medewerkers van de sociale dienst van Almere voor haar te veel stress zou opleveren. Eerdere pogingen van appellante om bijzondere bijstand voor de betreffende kosten aan te vragen hebben volgens appellante om die reden niet tot de behandeling van een aanvraag geleid. Een poging om een aanvraag door haar ouders te doen indienen zou niet zijn gelukt, omdat appellante daarbij persoonlijk aanwezig moest zijn.
4.4. Appellante heeft met betrekking tot haar psychische en lichamelijke klachten verklaringen overgelegd van maatschappelijk werkster Van Meijeren, huisarts Dols en reumatoloog Kruize. Uit die verklaringen kan de Raad echter niet afleiden dat appellante om psychische of andere redenen niet in staat is geweest om al dan niet met hulp van een advocaat een aanvraag in te dienen welke tot behandeling leidt. Ook overigens heeft de Raad geen aanwijzingen gevonden die het standpunt van appellante kunnen ondersteunen. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat appellante reeds een aantal jaren in diverse gerechtelijke procedures is verwikkeld, dat zij daarin steeds is bijgestaan door een advocaat en dat de onderhavige aanvraag ook is ingediend door een advocaat,
mr. Zonneveld.
4.5. De Raad komt dan ook tot de slotsom dat de besluitvorming van het College in overeenstemming is met het gevoerde beleid en dat het College dit beleid op consistente wijze heeft toegepast.
4.6. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2010.