ECLI:NL:CRVB:2010:BO9039
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- M.S.E. Wulffraat - van Dijk
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens gebrek aan procesbelang in WAO-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellant, die als beleggingsadviseur werkzaam was, was op 25 maart 2003 uitgevallen met psychische klachten en een oogaandoening. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant een WAO-uitkering toegekend, die vanaf 29 mei 2006 was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Na een besluit van 15 maart 2007, waarin de WAO-uitkering ongewijzigd werd vastgesteld, heeft appellant bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv op 10 september 2008.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de vraag behandeld of appellant procesbelang had bij het hoger beroep. De Raad concludeerde dat er geen procesbelang was, omdat de uitkomst van het hoger beroep niet zou leiden tot een hogere uitkering voor appellant. De Raad stelde vast dat de mate van arbeidsongeschiktheid was gebaseerd op feitelijke en theoretische verdiensten, en dat appellant geen belang had bij een bespreking van de theoretische schatting, aangezien deze niet zou leiden tot de door hem gewenste hogere uitkering.
De Raad heeft ook opgemerkt dat de medische en arbeidskundige beoordeling met betrekking tot een bepaalde datum alleen betekenis heeft voor de beoordeling van het recht op die datum. Dit betekent dat appellant in toekomstige beoordelingen van zijn arbeidsongeschiktheid alle relevante medische en arbeidskundige bezwaren kan aanvoeren, maar dat dit in deze procedure geen procesbelang opleverde. Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 322,-.