ECLI:NL:CRVB:2010:BO8555

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1600 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling procesbelang in hoger beroep door het Centraal Administratiekantoor

In deze zaak heeft het Centraal Administratiekantoor (CAK) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin het beroep van betrokkene tegen een besluit van het CAK gegrond werd verklaard. De rechtbank had bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, wat betekent dat het CAK geen resultaat kan behalen met het hoger beroep. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat het CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak, omdat het hoger beroep zich niet richt tegen de bepaling van de rechtbank die de rechtsgevolgen in stand houdt. De Raad heeft daarbij verwezen naar vaste jurisprudentie, waarin is bepaald dat er pas sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis heeft voor de indiener. Aangezien het CAK met zijn hoger beroep geen resultaat kan behalen dat voor hem feitelijk betekenis heeft, heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en J. de Jong als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 december 2010.

Uitspraak

10/1600 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
Centraal Administratiekantoor B.V. (hierna: CAK)
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 5 maart 2010, 09/2030 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
[betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
en
CAK
Datum uitspraak: 22 december 2010
I. PROCESVERLOOP
CAK heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 8 december 2010. CAK is met voorafgaand bericht niet verschenen. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene heeft op 9 november 2008 bij CAK een aanvraag ingediend om compensatie van het eigen risico voor het jaar 2008, als bedoeld in artikel 118a van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
1.2. CAK heeft bij besluit van 28 januari 2009 de aanvraag van betrokkene afgewezen. CAK heeft daartoe overwogen dat betrokkene niet voldoet aan de ingevolge de Zvw geldende voorwaarden om de compensatie eigen risico te ontvangen.
1.3. Bij besluit van 25 maart 2009 heeft CAK het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 28 januari 2009 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het besluit van 25 maart 2009 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigd besluit in stand blijven. De rechtbank heeft overwogen dat CAK het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onzorgvuldig heeft voorbereid door naar aanleiding van de door betrokkene in bezwaar verstrekte controleerbare gegevens niet nader te onderzoeken of betrokkene ten onrechte niet in een farmaceutische kostengroep (FKG) is ingedeeld. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat CAK op grond van de ingevolge de artikelen 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Awb op haar berustende motiveringsplicht niet kan volstaan met de mededeling dat zij Vektis verzocht heeft een en ander nogmaals te beoordelen. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten op de grond dat uit de door CAK hangende beroep van Vektis verkregen gegevens blijkt dat betrokkene in het jaar 2006 niet meer dan 180 standaard dagdoseringen - maar 150 - van de werkzame stoffen digoxine en isorbide mononitraat afgeleverd heeft gekregen, zodat zij in dat jaar terecht niet in een FKG is ingedeeld en waardoor hij niet aan de voorwaarden voldoet.
3.1. CAK heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. CAK stelt zich op het standpunt dat het niet heeft gehandeld in strijd met de artikelen 3:2, 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Er is geen sprake van strijd met artikel 3:2 van de Awb omdat CAK dient uit te gaan van de door Vektis aangeleverde gegevens. Er is geen sprake van strijd met de artikelen 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Awb omdat CAK moet afgaan op de van Vektis verkregen gegevens en het geen uitspraak kan doen over de vraag of een belanghebbende al dan niet ten onrechte niet is ingedeeld in een FKG.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het hoger beroep van CAK zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2, 3:46 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De Raad stelt tevens vast dat de rechtbank op grond van een inhoudelijke beoordeling van het geschil heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 25 maart 2009 geheel in stand blijven.
4.2. De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of CAK voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Uit vaste jurisprudentie van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraken van 31 augustus 2006, LJN AY8271 en 9 juni 2009, LJN BJ0878, vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) processueel belang indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.3. De Raad is van oordeel dat CAK onvoldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak nu de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde, tussen partijen bij de rechtbank in geschil zijnde, besluit geheel in stand blijven en het hoger beroep van CAK zich niet richt tegen die bepaling en de gronden waarop deze berust. CAK kan met zijn hoger beroep derhalve geen resultaat bereiken dat voor hem feitelijk betekenis kan hebben.
4.4. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep van CAK niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5. De Raad ziet geen reden voor proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Bepaalt dat van CAK een griffierecht van € 447,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2010.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) J. de Jong.
KR